Ateamfans.nl forum index
Plaats nieuw bericht   Plaats reactie  <  Fanfictie  ~  Verhaal 3 van Sharey: "A Second Chance"
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 19:38:54  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hallo A-teamfans,

M'n derde verhaal is geen A-teamverhaal, maar een vervolg op Wheels & Dollars (melee 16).
14 Jaar hebben jullie de eerste versie kunnen lezen.
Nu, in 2024, heb ik het verhaal bewerkt, d.w.z. scenes uitgebreid en toegevoegd en hoofdstukken gesplitst.
===
De hoofdpersonages zijn twee rollen die ik in melee 16 heb gespeeld.
Bendeleider Jones en Sergeant Ingrid komen aan het einde van de melee nader tot elkaar en er lijkt een band te groeien tussen die twee. In 'A Second Chance' zien zij elkaar na vele jaren terug.
Is er nog iets over van die onuitgesproken band die ze ooit hadden?
Lees welke spannende momenten Mitch Jones en Ingrid Milano beleven. En ontmoet ook die andere Ingrid...
Ik wens iedereen veel leesplezier met de nieuwe versie van 'A Second Chance' en kijk uit naar jullie reacties.
===
Wil je lezen hoe en waar Jones en Ingrid elkaar ooit ontmoetten? Lees dan melee 16.


Met vriendelijke groet, Sharey


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:52:27, in totaal 7 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 19:42:23  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

A SECOND CHANCE

Hoofdstuk 1.

Ingrid zit in de woonkamer te lezen als de bel gaat. Enigszins geïrriteerd, omdat ze gestoord wordt in een spannende passage, legt ze het boek neer en loopt zuchtend naar de voordeur. Ze verwacht geen bezoek en doet ongeïnteresseerd open met het voornemen niemand de kans te geven haar vrije avond te verpesten.
Een man met lang donker maar grijzend haar, een lange zwarte motorjas en een helm in zijn hand staat onder aan de stoep. Zijn trekken komen haar bekend voor. Fronsend vraagt ze zich af waar ze hem dan van kent. De man peilt haar op zijn eigen manier.
“Sergeant Milano?”
Ingrid zet grote ogen op. Zijn stem brengt een schok in haar teweeg.
“Jones?”
Voor haar staat de leider van de Octopusbende die Roderick, Crane en zij jaren geleden, samen met het A-Team, hebben opgepakt. Na haar eerste verbazing zet ze onbewust een stap achteruit, zodat ze de deur kan dichtgooien als hij haar kwaad wil doen. Hoe wist hij haar in hemelsnaam te vinden? Ze had er niet bij stil gestaan dat Jones al vrij zou kunnen zijn. Beelden van de gevangenis, vooral van de vechtpartij tussen Roderick en Jones, komen terug boven. Maar ook van het moment dat zij hem, Jones, naast de cel van Lucy gewond en ziek in haar armen hield. Ingrid voelt hoe ze begint te blozen om haar dwaze acties van toen.
“Hoe is het met je?”
Ingrid kijkt in een paar oprecht belangstellende ogen en dat raakt haar meer dan ze zou willen. Ze slikt een keer en probeert zo neutraal mogelijk te antwoorden.
“Goed.”
Jones zwijgt en kijkt Ingrid rustig aan.
“Wat kom je doen? Wraak nemen op Roderick? Me alsnog versieren?”
Ingrid reageert gepikeerd, omdat ze van slag raakt door de kalmte die hij uitstraalt. De woorden die hij indertijd bij het verlaten van de rechtszaal naar Roderick riep, echoën opeens weer door haar hoofd.
“Of ons trouwboekje controleren op echtheid?”
Jones monstert haar en lijkt daarbij dwars door haar heen te kijken.
“Kun je het aan, alleen?”
Ingrid voelt hoe ze verstrakt.
“Hoe bedoel je?”
Ze beseft dat ook die woorden te vinnig klonken. Jones haalt een stuk krantenpapier uit zijn binnenzak. Eerst leest hij het zelf en reikt het dan aan. Aarzelend pakt Ingrid het aan. Ze schrikt als ze het overlijdensbericht van Roderick ziet. Terwijl ze de overbekende tekst, die ze zelf heeft opgesteld, leest, vullen haar ogen zich met tranen. Met gebogen hoofd vouwt ze het krantenknipsel op en geeft het afgewend en met trillende handen terug.
“Hoe kom je daar aan?” vraagt ze met verstikte stem.
Jones ogen vernauwen zich.
“Ik zie dat je nog steeds in rouw bent en zal je met rust laten. Het spijt me dat ik je heb lastig gevallen.”
Hij knikt geruststellend en draait zich dan om.
Ingrid leest teleurstelling in zijn blik, maar ook nog iets anders. Bezorgdheid? Heeft hij dit bezoek uitgesteld omdat hij haar de tijd wilde geven om te rouwen om Roderick? Hoe lang is Jones dan al uit de gevangenis? In een paar seconden rekent ze uit dat hij vervroegd vrij moet zijn gekomen, want voor een voortvluchtige gedraagt hij zich te rustig.
De ex-bendeleider is al bij het tuinhek en trekt het open.
“Jones?”
Hij loopt de tuin uit en begint zijn motor vertrekklaar te maken. Ingrid daalt de stoeptreden af. “Jones!”
Nu kijkt hij op en laat zijn motor los. Rustig wacht hij af wat er komen gaat.
“Het spijt me dat ik zo bot reageer. Je overvalt me nogal. Kom even binnen, dan kunnen we een praatje maken. Ik ben eigenlijk wel benieuwd hoe het met jou gaat.”
Ingrid houdt het tuinhek open en laat hem binnen. Zwijgend lopen ze naast elkaar naar de voordeur. Ze wijst hem de garderobe, waar hij zijn jas en helm achterlaat. In de woonkamer vraagt ze of hij koffie lust en laat hem daar achter. In de keuken breken de emoties in volle hevigheid los, waardoor ze haar handen door een waas van tranen ziet handelen, routinematig. Ze dacht dat het een beetje beter ging, dat ze aan het gemis van Roderick begon te wennen, maar niets blijkt minder waar. De herinnering aan de eerste missie aan Rodericks zijde, aan het moment dat ze hem bijna kwijtraakte door een kogel van de Octopusbende, roepen haar verdriet weer in volle hevigheid op. Het apparaat voor haar pruttelt zachtjes en de geur van verse koffie vult de ruimte. Ingrid steunt met beide handen op de rand van het aanrecht, heldhaftig probeert ze geluidloos te huilen.
Jones verbaast zich erover dat zijn gastvrouw lang wegblijft en besluit haar te gaan zoeken. Zijn neus wijst hem de weg naar de keuken, waar hij Ingrid heftig snikkend aantreft. In de deuropening blijft hij een moment staan kijken. Wat moet hij doen? Hij wil haar troosten, maar is in feite een vreemde voor haar! Het is duidelijk dat Ingrid gelukkig is geweest met kolonel Decker, ondanks zijn jaloerse aard en vreemde acties. Het is lang geleden, maar in gedachte ziet hij Ingrid weer huilen op het plein van de gevangenis. Decker en zij maakten ruzie over hem.
Om haar niet te laten schrikken klopt hij zacht op de keukendeur.
“Ingrid?”
“Ik dacht…dat het nu wel…minder zou worden… maar… nu ik jou zie…ik mis hem… weer zo erg, ” brengt Ingrid hakkelend uit.
Ze praat tegen hem alsof het de gewoonste zaak van de wereld is dat hij daar staat. Jones komt stapje voor stapje dichterbij. Zal hij haar durven aanraken? Hij wil haar niet bang maken of boos. Hij besluit naast haar te gaan staan. Heel voorzichtig legt hij een hand op haar arm.
“Jullie zijn echt gelukkig geweest met elkaar, hè?!”
Ingrid knikt en zucht een keer diep. Met haar mouwen droogt ze haar tranen. Jones reikt haar een stuk keukenrol aan. Met een flauwe glimlach pakt ze het aan.
“Ben je daarvoor gekomen? Om me dat te vragen?”
Pas als ze hem aankijkt antwoordt hij.
“Min of meer.”
Er valt een korte stilte.
“Zoals ik vroeger Lucy in gedachten hield om houvast te hebben bij het herstellen van mijn operaties, zo ben ik jou, jullie, nooit vergeten toen ik in de gevangenis zat.”
Ingrid realiseert zich dat ze hier heen ging voor koffie en vraagt hoe Jones hem wil drinken. Hij gaat aan de keukentafel zitten en even later volgt Ingrid zijn voorbeeld. Een poosje drinken ze zwijgend hun hete koffie, waarna Ingrid wil weten hoe lang hij al vrij is.
“Een dik jaar. Ik kreeg strafvermindering wegens goed werk leveren in de fabriek. Ik heb het één en ander ontwikkeld tijdens een project.”
“Lukte het werken met je rug? En met je been?”
Jones knikt en zet zijn beker op tafel.
“Ze hebben me van alles en nog wat laten uitproberen. Net zo lang tot ik een paar soorten werk had die ik afwisselend kon doen. Als m’n rug niet wou, kon ik het één doen, als m’n been niet wou, het ander.”
“En wat doe je nu?”
Jones grijnst en trekt een wenkbrauw op.
“Dat geloof je nooit.”
Ingrid kijkt hem onderzoekend aan terwijl ze in haar koffie roert. Hij zal toch niet weer met papier aan de slag zijn gegaan? De ex-meestervervalser? Er groeit een glimlach op haar gezicht bij de herinnering.
“Ik heb een vermoeden. Zeg het maar.”
“Bij een grafisch bedrijf.”
“Dan zat ik in de goede richting,” zegt Ingrid met oplichtende ogen.
Samen maken ze de pot koffie leeg en praten ze oppervlakkig over de jaren die achter hen liggen. Als de schemering valt staat Jones op. Ingrid loopt mee naar zijn motor.
“Als jij veilig binnen bent, vertrek ik,” zegt Jones.
Ingrid trekt haar vest dicht om zich heen en voelt dat, ondanks haar kippenvel van de buitenlucht, een warme golf door haar stroomt na zijn woorden. Wat met een schokkend ogenblik begon, werd toch nog een prettige avond. Als Jones zijn motor heeft gestart kijken ze elkaar een moment zwijgend aan.
“Tot ziens? Of heb je liever dat ik je met rust laat?”
Ingrid schudt haar hoofd.
“Kom gerust nog eens langs. Je hebt trouwens niet eens verteld waar je woont. Heb je een fatsoenlijk onderkomen kunnen vinden?”
Jones laat zijn motor wat zachter draaien om zich verstaanbaar te maken.
“We wonen in een stacaravan.”
“We?”
Ingrid voelt een steek door zich heen gaan. Zou hij Lucy dan toch weer…
“Ik heb een hond.”
“O…”
Ze slikt het woord ‘gelukkig’ in.
Jones geeft een keer gas.
“Ik ga,” Jones knikt naar de voordeur, “als jij veilig binnen bent.”
“Tot ziens.”
Ingrid legt even een hand op zijn arm en draait zich dan om. Als de deur in het slot valt hoort ze Jones wegrijden.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:14:52, in totaal 2 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 19:45:43  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 2.

“Stop eens?” vraagt luitenant Milano aan haar collega.
In de verte ziet ze een aantal grote caravans staan. Er gaat een lampje bij haar branden. Had Jones het niet over een stacaravan?
“Zie je iets bijzonders?” vraagt haar collega.
“Nee, niet echt, maar pasgeleden ontmoette ik iemand die beweert dat ie in een stacaravan woont. Nu ik er daar zie staan, moest ik daar weer aan denken,” antwoordt Ingrid afwezig.
Het duurt even voor ze haar ogen van de berghelling kan losmaken. Ze kijkt op de patrouilleroute en knoopt de naam van de weg waar ze staan in haar oren.
“Kom, we gaan verder.”

Na haar dienst stapt Ingrid meteen in haar eigen auto en rijdt de kazerne af. Sinds ze vanmiddag de stacaravans zag staan, denkt ze voortdurend aan Jones. Zou hij soms op die helling wonen? Ze moet het weten. Waarom mag hij wel weten waar zij woont en zij niet waar hij zijn onderkomen heeft?!
Opgewonden van nieuwsgierigheid rijdt ze terug naar de heuvels op de patrouilleroute. Op goed geluk slaat ze een onverharde weg in om in de buurt van de stacaravans te komen. Dat lukt. Van een afstandje slaat ze de mensen die er rondlopen gade in de hoop een glimp van Jones op te vangen.
Na een kwartier heeft ze hem echter nog steeds niet gezien. Ze besluit een eindje door te rijden. In de verte komt een andere verharde weg in zicht. Als ze niet vindt wat ze zoekt, hoeft ze tenminste niet te keren, waarbij ze het risico zou lopen in de greppel naast het hobbelige keien pad terecht te komen.
Bij elke caravan die ze passeert kijkt Ingrid of er een motor staat. Bij een aftandse blokhut trapt ze op haar rem, maar wat er staat lijkt niet in de verste verte op die van Jones. Een vage teleurstelling gaat door haar heen. Kijkt ze zo naar hem uit? Stilletjes begint ze de moed op te geven dat ze hem hier zal vinden.
Bij het passeren van de laatste caravan, een zilverkleurig langwerpig ei, maakt haar hart een extra roffeltje als ze een opnieuw een motor ziet staan. Ditmaal een exemplaar dat haar hoopvol stemt. Onopvallend rijdt ze naar de uitwijkplek een paar meter verderop. Naast haar auto kijkt ze vanachter haar zonnebril nog eens goed naar het voertuig. Toen Jones bij haar op bezoek was nam ze niet alle details in zich op, maar dit is wel zo’n model waarop hij reed. Door het hoge gras stapt ze rustig op de caravan af, haar ogen hoopvol gericht op de openstaande voordeur.
Getraind om altijd alert te zijn, merkt ze een plotselinge beweging in haar rechter ooghoek. Met een snelle blik opzij ontwaart ze op tussen het hoge gras de kop van een grote herdershond die alles behalve vriendelijk kijkt. Met een vriendelijke stem groet ze het dier en loopt weer door. Wanneer ogenblikkelijk een diep en dreigend gegrom klinkt, blijft ze als aan de grond genageld staan. Ondanks het feit dat Roderick en zij jarenlang herdershonden hadden en ze nooit bang was voor hen, is het haar duidelijk dat deze hond serieus zijn territorium beschermt en indringers niet met rust zal laten. Doorlopen of terugkeren, het heeft geen zin, ze weet zeker dat ze dan gebeten zal worden. Als de hond na een harde blaf door zijn poten zakt en uit het zicht dichterbij sluipt, haalt ze haar dienstpistool uit het holster en richt het op het bewegende gras dat verraadt waar de hond zich bevindt.
“Als je mij durft aanvallen, is dit onze eerste en meteen laatste ontmoeting,” belooft Ingrid haar belager.
“Ingrid! Kom hier!” klinkt een strenge stem vanuit de zilveren caravan.
De hond steekt onmiddellijk nieuwsgierig de kop boven het gras uit. Voetje voor voetje komt hij alsnog naderbij, met één oog op de voordeur en het andere op Ingrid gericht.
Dan komt er een man naar buiten.
“Ingr….”
Hij zwijgt abrupt als hij een vrouw met een getrokken pistool ziet staan.
“Milano?!” vraagt hij ongelovig. “Ingrid Milano? Hoe….”
Zijn blik gaat even heen en weer tussen haar en de nog altijd wantrouwende hond. Fluitend roept hij de hond bij zich en stuurt hem naar binnen.
Ingrids hart zit nog in haar keel, maar is dat wel van de schrik? Haar hoofd draait op volle toeren. Begrijpt ze het goed dat de hond van Jones haar naam draagt? Zou hij dat hebben gedaan omdat… Haar hart maakt een klein sprongetje bij die gedachte alleen.
“Doe niet zo raar! Het is gewoon stom toeval dat dat beest zo heet,” foetert Ingrid in stilte op zichzelf.
Nu de grote herdershond binnen is, durft ze haar wapen weg te steken. Jones daalt het trapje af en komt haar tegemoet.
“Was je zo nieuwsgierig?” vraagt hij terwijl hij zijn hand uitsteekt en haar indringend aankijkt.
“Hallo Jones.”
Ingrid schudt zijn hand en beantwoordt zijn vraag eerlijk.
“Ja, ik was nieuwsgierig. Vanmiddag kwamen we tijdens onze patrouille over die weg daar. Toen ik deze helling zag, herinnerde ik me ineens dat jij over een stacaravan vertelde toen je op bezoek was. Jij weet waar ik woon en nu wilde ik ook wel eens weten waar jij bent terechtgekomen.”
“Wel, je hebt me gevonden, dus kom maar binnen. Het stelt niet veel voor, maar ik voel me er thuis. Helaas begint hij te verslijten.”
Jones wijst naar een paar provisorisch gedichte gaten in de wanden en een stapel emmers naast de deur die een lek dak doen vermoeden.
“Wil je voortaan Mitch tegen me zeggen? Ik heb namelijk ook een voornaam,” vraagt hij voor hij zich omdraait en het trapje oploopt.
De herdershond steekt zijn kop om de hoek als hij de indringster naderbij hoort komen. Ingrid blijft beneden staan. Jones merkt dat ze onzeker is door de heftige ontmoeting met zijn hond en besluit verandering in hun verstandhouding te brengen.
“Kom en volg!”
Hond en baas komen samen naar beneden.
“Voet!”
Naast het linkerbeen van zijn baas kijkt de hond verwachtingsvol omhoog. Jones praat eerst geruststellend tegen de hond en stelt haar daarna voor aan zijn bezoek.
“Dit is dus Ingrid. Ze heeft een grote mond waarmee ze mij graag beschermd, maar tegelijkertijd is ze gewoon een ontzettend lieve hond.”
Jones vraagt opnieuw de aandacht van het dier, maakt een handgebaar en knikt met zijn hoofd richting Ingrid.
“En rustig doen!” zegt hij er streng achteraan.
De hond staat op, loopt recht op Ingrid af en gaat vlak voor haar zitten. Ze blaft één keer, veel vriendelijker nu, en steekt een voorpoot uit naar hun gast.
Ingrid kijkt Jones onzeker aan, want ze vertrouwt het nog niet helemaal. Het dier straalt zoveel kracht uit! Hij knikt echter geruststellend en lijkt volkomen zeker van zijn hond. Ze pakt de uitgestoken poot aan en begroet de hond.
“Zo, dus jij heet ook Ingrid. Dat wordt een beetje lastig voor je baas: twee vrouwen om zich heen met één naam.”
De hond draait haar kop terwijl ze naar de vrouw luistert. Ingrid kan haar nu goed bekijken en moet Jones gelijk geven: het zijn een paar heel lieve ogen die haar monsteren. Terwijl Ingrid door haar knieën zakt om haar te strelen, wordt ze ondersteboven gesprongen door haar naamgenoot die haar vervolgens dolenthousiast begint af te likken.
“Hé! Stop daarmee!” roept Jones terwijl hij verbaasd naar de dames rent.
Hij roept zijn hond aan de voet en steekt daarna een hand uit naar de lachende Ingrid, die inmiddels de hond in haar hart heeft gesloten. Als ze weer op haar benen staat, krijgt de hond alsnog een knuffel en lopen ze achter Jones aan naar binnen.

Het interieur is wat ouderwets, maar ziet er redelijk netjes uit. Het ruikt muf en naar hond, wat niet zo vreemd is in zo’n oude en kleine woonruimte. Hier en daar verraden bruine vlekken lekkages in het plafond en de kastdeurtjes vertonen kale plekken. Een piepklein achterkamertje verschaft Jones een slaapkamer, waar de hond zich niet mag laten zien.
Na de rondleiding wil Ingrid weer vertrekken, want haar maag begint te knorren.
“Vind je het hier zo afschuwelijk?” vraagt Jones vertwijfelt.
Geruststellend schudt ze haar hoofd.
“Nee, voor een mannenhuishouden ziet het er prima uit. Het is inderdaad jammer dat de caravan zo begint te verslijten, want het is hier eigenlijk best knus,” zegt ze rondkijkend.
“Maar ik heb nog niet gegeten,” verklaart ze haar voornemen om te vertrekken.
“Blijf nog even, dan maak ik wat eten voor je klaar.”
“Dat hoeft niet, thuis staat al het één en ander klaar.”
“Tegen de tijd dat je thuis bent, val je van je stokje. Ik weet zeker dat een hamburger van de barbecue je goed zal smaken.”
“Hm, dat is wel een heel verleidelijk voorstel,” antwoordt ze quasi twijfelend.
Eigenlijk vindt ze het fijn om zich zo welkom te voelen. Jones biedt haar aan in de eethoek te gaan zitten, maar zijn hond kijkt om een hoekje naar binnen met een ingedeukte voetbal in haar bek. Met vragende geluidjes nodigt ze haar nieuwe vriendin uit met haar te komen spelen.
“Volgens mij heeft iemand mij buiten nodig,” zegt Ingrid met een hoofdgebaar opzij waarna ze langs Jones schuift en de caravan verlaat.
In de deuropening kijkt Jones de dames na en voelt zijn hart steeds heftiger kloppen. Zo blijft hij een poosje staan dagdromen, tot hij zich realiseert dat hij zijn bezoek eten beloofde. Snel steekt hij de barbecue aan en trekt zich daarna terug in het keukentje.

Een uurtje later zitten ze bij de knetterende vuurkorf met een stapel broodjes hamburger tussen hen in. Herdershond Ingrid zit tegenover haar baasje en nieuwe vriendin het eten uit hun handen te kijken. Ze vindt het vlees zo lekker ruiken dat ze ervan kwijlt. Als ze haar baas netjes een poot heeft gegeven krijgt zij van hem het laatste broodje.
De zon is al onder gegaan als Ingrid aankondigt naar huis te gaan.
“Heb je zondag wat te doen?” wil Jones weten.
“Ik heb nog geen plannen gemaakt of afspraken staan.”
“Houdt hem dan maar vrij. Het wordt mooi weer voor een motorrit. Ik kom je om negen uur ophalen.”
Ingrid weet niet wat ze moet zeggen. Gewoonlijk protesteert ze als iemand haar tijd ongevraagd opeist, maar dit klinkt zo aantrekkelijk dat ze zwijgend instemt. Jones begeleidt haar naar haar auto met een grote olielamp en zijn hond loopt aan haar andere zijde.
“Heel hartelijk bedankt voor de gezellige avond,” zegt Ingrid stralend voor ze in haar auto stapt.
“Weet dat je altijd welkom bent.”
Met een zacht gepiep lijkt de herdershond zijn baas bij te vallen.
Jones en Ingrid kijken elkaar een moment zwijgend aan en besluiten in gedachten dat het nog te vroeg is voor een omhelzing, terwijl ze beide voelen dat dat de mooiste afsluiting van deze avond zou zijn.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:17:10, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 19:56:11  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 3.

“Heb je wel eens op een motor gezeten? Of er op gereden?” vraagt Jones die zondagmorgen als hij door Ingrid is binnengelaten.
“Lang geleden wel eens achterop gezeten.” Antwoordt ze eerlijk. “Dus ik vind het wel spannend, Mitch.” Ingrid pakt haar rugzak en loopt achter Jones aan naar buiten.
Eenmaal onderweg zit Ingrid het eerste half uur enigszins gespannen op de motor, ze houdt zich een beetje houterig vast aan Jones, die al snel door heeft dat dit niet gaat werken als ze de bossen en de bergen in gaan. Hij stuurt een parkeerplaats op en stapt even af. Ingrid strekt haar benen, ze moet wennen aan het zitten op een motor.
“We gaan meteen verder, maar ik wil even zeggen dat je je beter vast moet houden. Straks krijgen we scherpe bochten en die wil ik goed en veilig kunnen nemen.”
Jones helpt haar weer achterop en neem dan zijn eigen plaats in. Voor hij zijn helm op zet, zegt hij nog tegen Ingrid: “Als je mij dan niet vast wilt houden, denk je maar dat het m’n hond is die voor je zit.”
Ingrid moet erom lachen, maar voelt zich ook een beetje betrapt en is blij dat hij haar niet ziet blozen. Ze volgt netjes zijn advies op. Na de eerste bocht, waarin ze goed meehangt, legt Jones even zijn hand op haar arm ten teken dat het goed ging. Ingrid merkt zelf ook dat ze nu prettiger zit en ontspant zich. Ze geniet met volle teugen van het landschap dat hen omringt.

Rond het middaguur komen Ingrid en Jones aan op een bergplateau vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over een meer. In het restaurant halen ze een lunch en nemen die vervolgens mee naar één van de picknicktafels, die aan de rand van het grote terras staan.
Naast elkaar gezeten laten ze de koffie en de broodjes goed smaken. De sfeer is gemoedelijk en stilletjes aan ontstaat er een gesprek tussen de twee oude bekenden. Ingrid en Mitch hebben elkaar vijftien jaar niet gezien en gesproken en toch voelt het voor beide vertrouwd om naast de ander te zitten. Bij hun eerste ontmoeting, een maand geleden, was Ingrid te overdonderd en emotioneel om al over haar leven met de kolonel te kunnen praten. En deze week, toen zij hem opzocht bij zijn stacaravan, was voor Jones de tijd nog niet rijp om over zijn leven in de gevangenis te praten. Maar vandaag voelen ze beide tijd en ruimte om over de achter hen liggende jaren te vertellen. Behoedzaam aftastend hoe gevoelig het één en ander ligt, stellen ze voorzichtig vragen over het leven van de ander. Soms valt er een stilte, maar geen van beide voelt zich daar ongemakkelijk bij.
“Ik kan me de dag nog goed herinneren dat kolonel Decker mijn cel in kwam stormen en mij aanviel. Is hij altijd zo’n heethoofd gebleven?”
Ingrid laat de beelden van die periode aan zich voorbij trekken voor ze antwoordt. Ze kan zich de pijn en verontwaardiging die zich van haar meester maakten nog goed herinneren. Als Mitch tussendoor bekend haar te hebben zien huilen op het plein tussen de gevangenisgebouwen in, is het haar meteen duidelijk dat hij hun situatie goed ingeschatte.
“Crane bracht me die dag terug naar de kazerne en het eerste wat ik toen heb gedaan, is naar de generaal toe gaan en hem om overplaatsing vragen naar een ander team. Ik raakte zo gefrustreerd door Rodericks jaloerse gedrag dat ik geen dag meer met hem wilde werken. En die beslissing is, denk ik, onze redding geweest. Toen hij niet meer de hele dag de held hoefde uit te hangen en hij weer met Crane kon gaan werken, ging het veel beter tussen ons. We konden beide onszelf weer zijn.
“Zijn jullie snel gaan trouwen?”
Ingrid knikt zwijgend. Een paar maanden nadat ze het huis van Roderick hadden betrokken, waren ze getrouwd. Het was geen uitbundig feest, maar wel een prachtige dag met familie, vrienden en veel collega’s. Het weer liet toe dat het een tuinfeest werd in hun eigen achtertuin en de woonkamer was opnieuw leeggemaakt om als dansvloer te dienen. Ingrid zit met glazige blik en een glimlach enthousiast te vertellen, totdat ze zich realiseert dat het voor Jones wel eens pijnlijk zou kunnen zijn. Ze kijkt hem onderzoekend aan en ziet dat het hem inderdaad raakt. “Sorry.”
“Je hoeft je niet te verontschuldigen. Het is goed zo. Ik ben blij voor je dat Decker een goede man voor je is geweest. Dat verdiende je.”
“Dank je.” Zucht Ingrid enigszins opgelucht.
“Maar… begrijp ik het goed dat jullie geen kinderen kregen?”
“Nee, daar zijn we bewust niet aan begonnen. We werkten beide te graag en Roderick was een stuk ouder dan ik. We hebben een aantal jaren honden gehad. We hadden ze getraind tot politiehond en zo hadden we allebei een extra partner in onze teams. We hebben heerlijk met hen kunnen werken, maar ook thuis waren het onze beste maatjes.”
“Aha… nou begrijp ik waarom Ingrid zo dol op je is…”
“Mag ik weten waarom jouw hond Ingrid heet? Is dat toeval of zit er meer achter…”
Ingrid kijkt Jones een beetje schalks aan en hij grijnst terug. “Die vraag had ik eigenlijk al eerder verwacht…”
Ingrid draait zich een kwartslag om en gaat dwars op de bank zitten, zodat ze hem kan zien praten, maar ook over de bossen langs het meer kan uitkijken.
“De laatste twee jaren van m’n gevangenisschap heb ik meegedaan aan een asielhonden-project. Eerst kregen we een cursus over hondengedrag en werden we geselecteerd op geschiktheid. Het was een aanvulling op de socialisatie die we konden doen aan het einde van de straf. We kregen allemaal honden met gedragsproblemen. Die moesten we helemaal opnieuw opvoeden en daarna leren afstaan. Behoorlijk confronterend was dat af en toe, zeker als het negatieve gedrag van de hond en dat van jezelf met elkaar overeenkwam.”
Jones trekt een veelzeggende grimas en gaat dan weer verder.
“We hadden de honden 24 uur per dag bij ons, zodat we een hechte band met de dieren opbouwden. Het was dan ook knap lastig om ze na de examens los te laten, als ze als ‘goedgekeurde gezinshond’ vertrokken naar hun nieuwe bazen. Toen heb ik leren huilen. Dat was tot dan toe niemand gelukt.”
Jones kijkt even fronsend omlaag en staart daarna een poosje voor zich uit. Ingrid wacht geduldig tot hij verder gaat, want ze verwacht dat Ingrid, zijn mooie herdershond, met dit project te maken zal hebben.
“Inny was één van de honden die ik mocht trainen. Vanaf de eerste dag voelde ik een speciale band met haar en dat bleek wederzijds te zijn. Ik ben naar de cursusleider gegaan en naar onze ‘opper’ van het cellenblok en heb gevraagd of ik haar mee mocht nemen als ik vrij kwam. Het heeft lang geduurd voor ik daar antwoord op kreeg. Dat kreeg ik pas een week voor ik vertrok. Toen ik de stacaravan had gevonden, mocht ik haar ophalen. Buiten ben ik haar Ingrid gaan noemen. Dat was niet zo’n grote klankverandering voor haar, maar het betekende voor mij heel veel. Al zou ik je nooit meer zien, je naam zou ik kunnen zeggen zo vaak ik wilde.”
Ingrid krijgt een brok in haar keel terwijl ze aandachtig luistert en Jones observeert. Ze vermoedde al dat de naam van de hond niet uit de lucht was komen vallen, maar nu hij het bevestigt, doet het haar meer dan alleen maar vleien. Ze voelt dat het nu tijd is voor wat luchtigheid en stelt voor om nog een rondje koffie te halen. Als Jones knikt, voegt ze de daad bij het woord.

Jones kijkt hoe Ingrid met 2 bekers dichterbij komt. Ze voelt zich door zijn blik bijna weer een jong meisje dat door de jongens op het schoolplein bekeken wordt. Met een verlegen glimlachje zet ze de koffie op de tafel en neemt haar plekje weer in. Het blijft een poosje stil. Ieder heeft z’n eigen gedachten waar de verhalen van de ander in naechoën.
Ingrid verbreekt als eerste de stilte, ze informeert naar de andere bendeleden. Na de laatste slok koffie zet Jones zijn beker bedachtzaam neer en staart even in de verte. Dan kijkt hij haar aan. “Ik heb ze niet allemaal meer gesproken. Zoals je misschien weet zijn Lucy en Jacob, J.J. en Jason naar andere gevangenissen gebracht dan Jim en ik.”
Ingrid knikt.
“De eerste jaren zagen Jim en ik elkaar nog tijdens het werk in de fabriek, maar dat werd steeds minder. Toen ik vrijkwam heb ik hem dat niet eens laten weten.”
Jones overpeinst dat besluit en zucht dan eens een keer. “Zo gaat dat. Je overleeft en leeft voor jezelf. Gevangenzitten doet met elk mens iets anders en zo laat je je maten langzaam maar zeker los. En dat is maar goed ook als je voor jezelf hebt besloten om het daarna, buiten, anders te gaan doen.”
Hier en daar klinkt er iets bitters in Jones nuchtere woorden. Dan kijkt hij Ingrid aan en vertelt weer verder. “Maar met Jake heb ik wel al die jaren contact gehouden. We schreven elkaar zo nu en dan een brief, maar op bezoek komen vond hij toch te riskant. Hij is altijd bang gebleven dat ze hem toch nog op zouden pakken.”
Met zijn blik op het meer gericht mijmert Jones hardop: “Of hij naar de anderen ook heeft geschreven weet ik eigenlijk niet.”
Ingrid voelt een rilling over haar rug lopen als ze alle bendeleden voor de geest haalt. Wat hebben ze hun handen vol gehad aan die Octopusbende. De gevoelens die haar herinneringen oproepen en die ze nu heeft ten opzichte van Mitch botsen van binnen. Ze merkt dat ze er liever niet meer over praat. Ze wil de ‘nieuwe’ Jones leren kennen en liever niet zijn boevenstreken de overhand laten krijgen in haar herinneringen.
Nu is het Mitch die aan Ingrid merkt dat dit een pijnlijk onderwerp is, en toch wil hij het niet uit de weg gaan. Hij geeft er op zijn eigen manier een draai aan, om Ingrid uit te nodigen om er over te praten met hem. Hij heeft de gevechten van een andere kant beleefd dan zij. Als ze er niet over praten, blijft het eeuwig tussen hen in staan. Jones wil graag alle hindernissen tussen Ingrid en hem uit de weg ruimen, zodat hij haar kan laten zien dat hij echt om haar geeft.
“Het waren toen heftige dagen op het landgoed van Jerryl, hè?” begint hij.
Ingrid vouwt haar handen samen, laat haar kin er een moment op rusten en verbergt er dan haar mond achter, alsof ze niet van plan is om over dat onderwerp te praten. Ze weet dat er aan beide kanten slachtoffers zijn gevallen. De Militaire Politie had flink wat gewonden door alle boobytraps op het landgoed. Van de bende lieten Joker en Jeff het leven tijdens gevechten. Joker in de buurt van de garage tijdens een vuurgevecht en Jeff raakte bedolven onder stenen tijdens een gevecht in de ondergrondse woning.
En aan hun kant vielen ook gewonden, bijna dodelijk gewonden. Roderick schoot Hannibal van het A-Team neer, maar raakte later zelf ernstig gewond. Ze ziet de kolonel nog wankelend uit de rookwolk tevoorschijn komen en neervallen. De angst die haar toen overviel voelt ze opnieuw. Ingrid rilt ervan.
“Een van jullie heeft Roderick bijna vermoord,” zegt ze met trillende stem. “Iemand schoot door de wolk van de rookbom heen. We zijn er nooit achter gekomen wie het is geweest, want we hadden iedereen nodig om hem te redden. Roderick bleek net daarvoor verlovingsringen gekocht te hebben, hij had ze in zijn broekzak zitten. Terwijl we wachtten op de traumahelikopter, gaf hij het doosje aan mij. Vlak voor hij werd opgehaald heb ik ons de ringen omgedaan, hij was toen al te zwak om me te vragen.”
Ingrid kijkt strak voor zich uit en rilt over haar hele lijf. Haar lippen knijpt ze samen. Ze voelt nu meer kwaadheid dan verdriet. Zal ze ooit antwoord krijgen op de vraag wie haar geliefde neerschoot?
Jones luistert met ingehouden adem. Beelden van het ondergrondse gevecht komen terug en worden steeds helderder… Hij ziet Jake en zichzelf bij de gang naar boven staan. De andere gang, achter de woning, hangt vol rook. Hij merkt dat zijn wapen leeg is en wil zo snel mogelijk terug naar de geheime kamer, daar zijn ze nog redelijk veilig voor het A-Team en de Militaire Politie…. Het moet Jake zijn geweest. Hij heeft nog geschoten voor ze naar boven renden, om eventuele achtervolgers af te schrikken. Dan moet Jake Decker hebben geraakt.
Jones slikt een keer. Wat moet hij nu doen? Zijn bange vermoeden delen met Ingrid? Of er eerst met Jake over praten? Hij kan het niet maken om zijn vriend te beschuldigen zonder dat hij het zeker weet dat hij in die richting heeft geschoten!
Ingrid vertelt ondertussen met ijzige stem verder over hoe haar Roderick naar het ziekenhuis werd vervoerd en hoe spannend de operatie is geweest. Jones ziet hoe ze vecht tegen de tranen en legt voorzichtig een hand op haar arm. Als door een slang gebeten trekt ze haar arm weg en kijkt hem fel aan. “Dat zal altijd tussen ons in blijven staan, Jones, hoe aardig je ook doet. Als je een echte kerel bent vertel je me gewoon dat je door die rookwolk heen op ons geschoten hebt. Kijk me recht aan en geef het gewoon toe.”
Er gaat een pijnscheut door hem heen als hij hoort dat zij hem verdenkt van dat bijna fatale schot, waardoor hij even niet weet wat hij moet zeggen. Hij kan haar alleen maar aanstaren, naar de pijn in haar ogen kijken. Zal ze hem geloven, als hij zegt dat hij op dat moment niet in staat was om te schieten? Gewoon omdat zijn munitie op was?
Ingrid schuift naar het einde van de bank, ze kan het niet meer opbrengen om zo dicht bij hem te zitten. Zo ontspannen als hun uitje begon, zo geladen is de sfeer op dit moment. Jones leunt met zijn hoofd op zijn handen en verbergt er af en toe zijn gezicht in, hij denkt diep na. Hoe komen ze uit deze impasse? Hoe kan hij Ingrid vertellen dat niet hij heeft geschoten, maar dat het Jake is geweest? Wil ze nog wel luisteren naar hem?
Ingrid gaat aan de andere kant van de tafel zitten, met haar rug naar hem toe. De plant die ze plukt, verscheurt ze in kleine stukjes die ze vervolgens met een nijdig gebaar op de grond
gooit. Op het moment dat Jones zijn keel schraapt om haar iets te vragen staat ze abrupt op.
“Ik ga een stuk wandelen. Ga maar als je wilt. Ik kom wel thuis.”
Ze kijkt langs hem heen en vertrekt zonder een reactie af te wachten. Even twijfelt ze tussen de weg en het meer. Als ze onder aan het pad de oever van het meer ziet, kiest ze voor het rustgevende kabbelende water. Met de handen in haar zakken loopt ze in gedachte naar beneden. Na honderd meter loopt ze een kiezelstrandje op. Turend over het water met glinsterende golfjes laat ze het laatste half uur de revue passeren. Het zat er dik in dat Mitch en zij een keer tegenover elkaar zouden komen te staan. Maar waarom nu uitgerekend op zo’n mooie dag als deze?!
Als ze haar eigen aandeel in deze situatie onder de loep neemt, moet ze aan zichzelf toegeven dat ze tot nu toe niet in de gaten had, dat het haar nog zo dwars zat, dat ze niet weet wie Roderick heeft neergeschoten. Waarom beschuldigde ze Jones ervan? Het kan net zo goed een ander bendelid zijn geweest! Tijdens dat gevecht zat Jones nog achter Lucy aan! Dat Roderick geraakt werd had niets te maken met de rivaliteit tussen Roderick en Jones!
Ingrid zoekt een paar flinke keien tussen de kiezels vandaan en gooit ze eens flink van haar af. Het alleen zijn en even alles op een rijtje kunnen zetten, doen haar goed. Na de keien pakt ze een paar platte stenen. Op haar hurken laat ze hen over het water heen springen. Op Ingrids gezicht keert langzaam een glimlach terug.

Jones kijkt haar na, hij wil weten waar ze heen gaat. Tegen zijn verwachting in loopt ze naar het pad waar een paar wandelroutes beginnen. Als Ingrid uit het zicht verdwijnt, op het dalende pad dat haar naar het meer brengt, staat Jones op en volgt hij haar. In de verte ziet hij haar langs het water lopen en even later met stenen gooien. Op een bankje, waar hij tussen enkele bomen door een mooi uitzicht heeft, gaat hij op de leuning zitten. Onopvallend houdt hij Ingrid in de gaten.
Als ze terugkeert naar het pad en in zijn richting loopt, krijgt hij eerst de neiging om op te staan en terug te gaan naar de picknicktafel. Omdat ze hem waarschijnlijk toch al gezien heeft, blijft hij maar zitten. Jones moet zich enorm beheersen om niet voortdurend naar Ingrid te kijken terwijl ze dichterbij komt. Hij wil weten hoe het nu met haar gaat en nog meer: hoe ze over hem denkt. Hun onzekere blikken kruisen elkaar, waarna beide hun ogen weer afwenden. Als ze nog maar enkele meters van elkaar verwijderd zijn, durven ze elkaar pas weer aan te kijken. Ingrid zucht even voor ze de stilte verbreekt.
“Sorry. Het was even moeilijk voor me om over dat… gevecht… te praten.”
In haar ogen is de vraag om begrip te lezen. Jones staat op van de leuning en stapt van de bank af.
“Snap ik.”
Samen lopen ze naar het pad dat hen terugbrengt naar het veld bij het restaurant. Zonder te overleggen keren ze terug naar de motor.
“Ingrid, ik wil mezelf niet vrijpleiten van wat ik heb gedaan, maar de kogel die Roderick raakte, was niet van mij. Mijn wapen was leeg op dat moment en daarom wilde ik zo snel mogelijk terug naar de geheime kamer. Ik vrees dat het Jake is geweest die hem heeft geraakt. Maar ik ben er vrijwel zeker van, dat hij dat zelf niet weet. Hij heeft er nooit iets over gezegd of geschreven.”
Jones wacht met ingehouden adem op Ingrids reactie. Ze herinnert zich het verhoor van Jake en Paula. Hij had naar Arthur, haar zwager, gevraagd, want hij wilde zijn excuses aanbieden. In ruil voor een verklaring over waaraan hij zich wel schuldig had gemaakt trok Arthur de aanklacht tegen Jake in.
“Weet je dat zeker?” vraagt Ingrid.
Jones knikt.
“Zo goed als.”
Ingrid zucht en wendt zich van hem af.
“Ingrid?”
Ze keert zich weer om.
“Ja.”
‘Kom, zo stappen we niet op de motor.”
“Wat wil je dan?!”
“We gaan nog even zitten. Je moet me straks toch weer vasthouden als je achterop stapt, dat gaat beter als we ‘in vrede’ opstappen. Denk je niet?”
Ingrid knikt en laat het toe dat Jones haar even aanraakt terwijl hij naar het restaurant terugleidt. Opgelucht over het feit dat ze weer met elkaar praten, neemt Jones zich voor om Jakes uitnodiging, om op bezoek te komen, snel aan te nemen. Als het aan hem ligt volgend
weekend al. Hij moet nodig met zijn vriend praten.

Aan het einde van de middag keren Ingrid en Jones dan toch echt terug naar de motor. Jones kijkt op zijn horloge en overdenkt welke route hij huiswaarts zal nemen. De kortste is die door de bergen langs het landgoed van Jerryl, maar zal Ingrid het aankunnen om vandaag ook die confrontatie aan te gaan? Eerlijk gezegd ziet hij er zelf ook tegenop. Het landgoed staat voor een deel van zijn leven dat hij graag achter zich wil laten. Maar zolang hij met Ingrid omgaat, zal hij het nooit kunnen vergeten. Hij besluit Ingrid te laten kiezen.
“Je wilt het landgoed toch niet op gaan, hè?” vraagt ze met een bedenkelijk gezicht.
Jones schudt zijn hoofd.
“Alleen erlangs rijden, omdat dat de kortste route naar huis is. Denk je dat je dat aankan?”
“Het ligt er nu eenmaal en ik kan niet van alle plekken waar ik iets vervelends heb meegemaakt wegblijven. Zolang je me maar niet dwingt om er op te gaan, is het oké.”

De avond valt. De zon geeft de hemel de prachtigste kleuren. De hoge ruwe aarden wanden van de canyon lijken te gloeien met hun warme oranjegele tinten. Jones wijst ernaar. Samen genieten ze van het uitzicht. Dan komt het landgoed in zicht. Ingrid houdt Jones al goed vast, maar haar greep lijkt nu nog strakker te worden. Hij legt even een hand op haar armen.
Beide realiseren zich dat dit wel een speciale tocht is, alsof ze stukje bij beetje afscheid nemen van hun oude leven door het bezoeken van deze plek. Als ze een aantal kilometers verder zijn en de lucht nog fellere kleuren krijgt, roept Ingrid dat Mitch moet stoppen.
“Wat is er aan de hand?” vraagt hij bezorgd.
“De zon! Die kleuren. Ik wil er graag een poosje rustig naar kijken. Zoiets maak je niet elke dag mee.”
Terwijl Jones zijn motor op slot zet, realiseert hij zich dat Ingrid toch wel het nodige vertrouwen in hem moet hebben. Wie zou er anders in zo’n verlaten gebied met hem alleen willen zijn? Ingrid staat op een afstandje ongeduldig te wachten tot hij met haar meeloopt. “Kom nou, anders is het allemaal voorbij!”
Op een holletje naderen ze de canyon, maar ze blijven op veilige afstand van de rand. Ingrid klimt op een verdwaald stuk rots en nodigt hem uit erbij te komen zitten. Genietend van de stilte en de betoverende kleuren zijn Jones en Ingrid zich heel bewust van de nabijheid van de ander. Als hun handen elkaar raken, kijken ze elkaar aan. Beide voelen het. Er is geen ontkomen aan, er groeit vriendschap tussen hen.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:20:44, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 20:01:33  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 4.

Vroeg in de avond belt Jones naar Ingrid. Hij gaat in het weekend op bezoek bij z’n vriend Jake en wil haar dat laten weten.
“Neem je Ingrid mee?”
“Nee, zij blijft hier. Beetje moeilijk op de motor en in het vliegtuig, hè?”
“Wie zorgt er dan voor haar?”
“De buurman heeft dat al eens eerder gedaan.”
“Ik heb een beter idee. Dit weekend ben ik vrij en het lijkt me leuk om dan eens met Ingrid te gaan wandelen.”
“Weet je dat zeker?”
“Ja, ik mis het om een hond om me heen te hebben en we kunnen het goed vinden samen. Dat heb je gezien, toch?!
“Ik heb alleen één probleempje…”
“Ja, dat weet ik. Ik haal haar wel op.”
Omdat Jones op zijn werk staat te telefoneren, kan hij het gesprek niet te lang maken, iets wat ze beide jammer vinden. Hun vorige gesprek duurde bijna een uur. Sinds hun uitstapje met de motor spreken ze elkaar bijna wekelijks.

Twee dagen later rijdt Ingrid na haar werk naar de heuvel met de stacaravans. Jones staat gepakt en gezakt klaar voor vertrek naar het vliegveld. Ingrid, zijn herdershond, drentelt zenuwachtig om hem heen, ze weet niet goed wat ze ervan moet denken. Verbaasd kijkt ze toe als haar baas eerst haar mand in de auto zet en daarna ook nog haar brokken. Het is dan wel de auto van Ingrid, haar grote vriendin, maar toch vertrouwt ze het niet. Ze wijkt geen meter meer van Jones zijde en jankt een beetje. Ze voelt dat er iets vreemds gaat gebeuren.
Als haar baasje met haar riem aan komt lopen, gaat ze direct zitten. Enthousiast springt ze in de auto als Jones de deur voor haar openmaakt. Maar wat doet hij nu? Stapt hij niet in? Ingrid protesteert luid blaffend en kijkt door de zijruit naar buiten waar twee mensen elkaar schuchter omhelzen. Ze kalmeert een beetje als één van hen toch in de auto stapt.
Ingrid spreekt de herdershond geruststellend toe en geeft haar een koekje zodra ze rustig op de passagiersstoel zit.
“Stil maar, meisje. Baasje gaat met het vliegtuig mee en jij mag gaan logeren. Weet je bij wie?”
Terwijl ze luistert kantelt de grote hondenkop van links naar rechts en weer terug.
“Jij mag bij mij logeren. Lekker een weekendje meiden onder elkaar. Leuk hé?”
Ingrid maakt de hondenriem vast aan de passagiersstoel en start haar auto.
“Kom, we gaan.”
De dames in de auto volgen Jones op zijn motor naar de weg. Enkele kilometers nemen ze dezelfde route. Als Jones de afslag naar het vliegveld neemt, zwaait hij joviaal en verdwijnt tussen het drukke verkeer. Ingrid kijkt even opzij naar haar dierlijke naamgenote.
“Daar zitten we nu, twee meiden die hun Mitch een paar dagen moeten missen.”
De hond luistert en draait een paar keer met haar kop. Als het binnen een beetje warm voor haar wordt, draait Ingrid het raam voor haar open. De herdershond steekt haar snuit naar buiten en geniet van de wind.

Eenmaal thuis geeft Ingrid de hond van Mitch een rondleiding door haar domein. Vooral de tuin en de schapenvacht bij de open haard vallen in de smaak. Later, als Ingrid in een hoekje van de bank haar handen warmt aan een beker hete koffie, kijkt haar gast haar vanaf het wollige haardkleed tevreden aan.
“Vanavond zal ik een paar blokken hout aansteken, dan is het daar nog veel fijner.”
Ingrid droomt een beetje weg. Ze ziet zichzelf bij het knetterende haardvuur zitten, in de armen van een man. Vroeger zaten Roderick en zij daar, toen zijn been eindelijk weer zo ver genezen was dat hij op de grond kon gaan zitten. Op winteravonden, als ze met de honden een grote wandeling hadden gemaakt, namen ze een lekker glas wijn en was het goed toeven op die plek. Hoe vaak vielen ze daar gewoon in slaap? Ingrid glimlacht bij de herinnering. Zou Mitch ook een beetje romantisch zijn? Zal ze ooit met hem daar zitten? Starend naar de vonkjes en genietend van de warmte van het vuur en elkaar?

Bij de uitgang van het vliegveld staat een bedrijfswagen van een beveiligingsmaatschappij. De man die er tegen leunt, kijkt af en toe op zijn horloge. Zijn vriend kan nu elk moment naar buiten komen.
Ineens ziet hij iets zwarts wapperen: de bekende lange motorjas van Jones. Jake veert op en loopt hem tegemoet. Een hartelijke begroeting volgt. Het is lang geleden dat ze elkaar gezien hebben. Hun contact bestond vijftien jaar uit briefwisselingen. Sinds Jones vrij kwam uit de gevangenis belde hij regelmatig op. En nu… nu zien ze elkaar dan eindelijk terug.
Vertellend over zijn gezin neemt Jake Jones mee naar zijn wagen en zet de bagage achterin. Jones laat een bewonderende blik over de auto glijden en trekt de conclusie dat z’n maat het goed voor elkaar heeft na zijn tijd bij de Octopusbende. Ze zijn al een kwartier onderweg als Jake eindelijk de verhalen over zijn gezin staakt, Jones aankijkt en naar zijn leven informeert.
“En jij, ben je nog alleen of heb jij ook al iemand gevonden? Ik neem aan dat je Lucy zo langzamerhand wel bent vergeten.”
Met een schalkse blik voegt hij er aan toe: “Of niet?”
Jones vindt het niet het juiste moment om daar op in te gaan en reageert met een grapje.
Even later stuurt Jake de oprit op van een fraai huis, in een buitenwijk van de stad waar hij is neergestreken nadat hij een tijdje in een leeg kantoor van zijn baas had gewoond.
Paula, nog altijd met opvallend gekleurd haar, komt naar buiten en verwelkomd Jones met open armen. Ze bekijkt hem van top tot teen.
“Je ziet er stukken beter uit dan toen ik je de laatste keer zag,” zegt ze hartelijk en doelend op zijn verblijf op de intensive care nadat captain Crane hem in zijn rug had geschoten. Het was daar dat zij afscheid van hem nam op de dag dat ze Jake hielp ontsnappen.
In de huiskamer stellen Jake en Paula hun kinderen voor aan Jones.

’s Avonds, als de kinderen naar bed zijn en Paula voor een nachtdienst naar het ziekenhuis is vertrokken, zet Jake de televisie af en nodigt hij zijn vriend uit om aan tafel te komen zitten. Toen Jones opbelde met de vraag of hij nog steeds welkom was, had hij erbij gezegd dat hij ergens serieus over wilde praten met hem.
Als Jake een fles frisdrank en glazen binnen handbereik heeft gezet kijkt hij zijn vriend afwachtend aan.
“Vertel eens, wat is er aan de hand? Waar wil je met me over praten?”
Jones neemt een slok van de frisdrank terwijl hij bedenkt hoe hij zal beginnen.
“Herinner jij je kolonel Decker en die vrouwelijke agent nog?”
Jake graaft in zijn geheugen en vraagt om bevestiging van bepaalde beelden uit zijn herinneringen.
“Ja… die kan ik me nog wel voor de geest halen.”
Fronsend duikt hij nog even terug in de tijd.
“Die sergeant hebben jullie toen nog meegenomen naar het penthouse.”
Jones leidt zijn onderwerp in door zijn vriend te vertellen over zijn laatste dagen in het ziekenhuis, over de gesprekken met sergeant Ingrid en wat zij voor hem wilde doen.
Jake schenkt de glazen nog eens vol, waarna Jones uit de doeken doet hoe zij hem opving op de eerste dag in de gevangenis.
“Toen merkte ik het verschil tussen vrouwen zoals Lucy en vrouwen zoals Ingrid. Het raakte me heel diep. Ik pakte het alleen niet zo slim aan.”
Jones grijnst schaapachtig bij de herinnering aan zijn geflirt met Ingrid, toen ze met haar collega’s in hun cellenblok op bezoek kwam.
“Decker kwam m’n cel ingestormd en viel me aan.”
Jones vertelt nog wat nog wat verder en besluit zijn relaas met een serieuze overpeinzing.
“Zoals ik Lucy in gedachten hield toen ik in het ziekenhuis lag, zo heb ik al die jaren achter de tralies aan Ingrid gedacht.”
Jake werpt hem een ongelovige blik toe.
“Nou ja….niet letterlijk elke dag, maar wel op momenten dat ik het moeilijk had.”
Ook voor Jake haalt hij het krantenknipsel met de rouwadvertentie voor kolonel Decker uit zijn binnenzak. Als z’n vriend hem na het lezen weer aankijkt, vertrouwt Jones hem toe dat hij eigenlijk meteen na zijn straf Ingrid had willen opzoeken, maar dat het overlijden van kolonel Decker roet in het eten gooide..
“Heb je haar inmiddels al een keer gezien?”
Jones kijkt serieus, maar knikt enthousiast.
“Niet alleen gezien, maar ook gesproken. Toen ik een paar maanden geleden voor de eerste keer bij haar op haar stoep stond, was het misschien nog wel te vroeg, maar ze deed de deur open. De sergeant heeft een goed huwelijk gehad met Decker. Die avond was ze compleet overstuur. Ons weerzien riep nogal wat op bij haar.”
Jones buigt zijn hoofd.
“En bij mij trouwens ook.”
De mannen drinken zwijgend hun glazen leeg, ieder neemt de tijd voor zijn eigen gedachten.
Met een opnieuw volgeschonken glas in zijn handen vervolgt Jones zijn verhaal.
“Tijdens een motortocht raakten we aan de praat over het landgoed van Jerryl en hoorde ik iets wat ik nooit heb geweten.”
Jones peilt de gemoedstoestand van Jake alvorens hij over het serieuze onderwerp begint.
“Kun je je dat gevecht in de ondergrondse woning nog herinneren?”
Jake graaft flink in zijn geheugen. Terug gaan naar die tijd is niet het probleem, orde brengen in de wirwar van gebeurtenissen waarvoor hij zich nu schaamt kost meer moeite. Als hij zijn vriend opnieuw aankijkt en kort knikt, gaat deze verder.
“Weet je nog die rookbom in de gang van de woning? Het A-team liep in de tunnel rond, Jeff lag bedolven onder het puin en mijn wapen was leeg. Voor we terug gingen naar de controle-kamer schoot jij nog een paar keer.”
Opnieuw wacht Jones op bevestiging van Jake.
“Hmmm…ja… daar staat me iets van bij.”
“Een van die kogels heeft kolonel Decker geraakt. En flink ook. Het schijnt dat hij voor zijn leven heeft moeten vechten.”
Jake weet niet wat hij met die mededeling aan moet vangen. Het was een daad en een gebeurtenis uit een vorig leven, uit zijn tijd bij de Octopusbende. Hij heeft daar afstand van genomen. Hij is weer een mens geworden en dat maakt deze boodschap heel confronterend. Als bendelid Jake had hij waarschijnlijk tevreden vastgesteld dat zijn actie succesvol was geweest en het juiste effect had opgeleverd, namelijk een probleemloze aftocht naar een voor hen veiliger oord. Als veranderd mens, echtgenoot en vader schrikt Jake van de gevolgen van zijn schoten daar in die tunnel. Hij probeert het te verwerken.
“Maar wat ik dan niet snap, hè… Waarom heeft Decker er niets over gezegd of gevraagd toen hij en zijn team Paula en mij uit Rusland haalden?”
“Decker gaf toch altijd het A-team overal de schuld van? Dat is waarschijnlijk de reden dat hij niet aan dat gevecht heeft gedacht tijdens jullie verhoor.”
“Van wie weet je dat allemaal? Heeft die sergeant je dat allemaal verteld? Dan moeten jullie toch al wel close zijn?!”
“Bevriend,” antwoordt Jones bedachtzaam. “Noem het maar goed bevriend.”
Jake zit een paar minuten peinzend voor zich uit te staren en stelt dan de vraag die al even op het puntje van zijn tong ligt.
“Ben je nou alleen naar hier gekomen om over die…die…,” het kost Jake zichtbaar moeite om de naam Octopus over zijn lippen te krijgen. “Om over … de bende te praten? Om die herinneringen op te rakelen? Kun je het niet hebben dat ik vrij man werd en dat jullie wel straf kregen?”
Jakes blik en stem verharden.
“Probeer je me alsnog een schuldgevoel te bezorgen? Of wil je beweren dat er nog steeds een crimineel in me sluimert? Hè?!”
Abrupt schuift Jake zijn stoel achteruit en beent de kamer uit. Jones hoort hem in de hal een jas van de kapstok pakken. Een moment later klapt de achterdeur dicht.
Beduusd blijft Jones achter. Hier had hij geen rekening mee gehouden. Dit was niet zijn bedoeling. Hij had alleen samen herinneringen op willen halen en zijn vermoeden bevestigd zien worden, om zeker te weten dat hij, Jones, kolonel Decker niet verwond had. Er mag niets tussen Ingrid en hem in staan, hij wil met een schone lei zijn liefde aan haar kunnen betuigen als het zover is. Hij is er zo vol van dat hij opnieuw contact heeft met Ingrid, dat hij er niet bij stil heeft gestaan dat het voor zijn vriend wel eens pijnlijk zou kunnen zijn om over vroeger te praten. En in het bijzonder over Jakes daden in hun Octopusperiode. Jake schreef in diverse brieven over de spijt en wroeging die hij voelde toen hij met Paula omging. Haar liefde bracht het beste in hem naar boven en hij schaamde zich voor wat hij met zijn technisch talent voor een man als Jerryl en de Octopusbende deed.
Terwijl het bij Jones doordringt dat hij zijn vriend pijn heeft gedaan, staat hij aarzelend op. Hij wil weten waar Jake is gebleven. Ook hij trekt zijn jas aan en loopt naar buiten.
Jake staat met zijn handen diep in zijn zakken naar de vijver in zijn tuin te staren. In de stilte van de late avond is het gespetter en geplons van spelende vissen te horen. Achter hem hoort hij Jones naderen. Als deze bij hem komt staan, eveneens met zijn handen in zijn zakken, kijkt hij even opzij. Minuten lang duurt hun zwijgen, tot Jones de stilte verbreekt.
“Het spijt me, Jake. Ik was egoïstisch. Ik wilde gewoon zeker weten hoe het was gegaan daar beneden. Het was niet m’n bedoeling om jou een rotgevoel te bezorgen. Jij hebt je gevecht van binnen al gevochten.”
Jake reageert niet direct, hij laat de woorden van zijn vriend tot hem doordringen. Pas als hij ervan overtuigd is dat ze oprecht zijn, draait hij zich naar Jones toe.
“Waarom is dat dan zo belangrijk voor je?”
“Ingrid wordt steeds belangrijker voor me.”
“Wil ze je niet als het jouw kogel was geweest?”
Jones zwijgt. Daar is ie inderdaad bang voor.
“Wat voor vrouw is Ingrid?”
“Lief…eerlijk…gevoelig…dapper…”
“Je bent dus verliefd.”
Jones knikt in stilte terwijl hij haar voor zich ziet.
“Mijn gevoel heeft gelijk gehad. Haar beeld, m’n herinnering aan haar, die hebben me door de moeilijke momenten in de gevangenis geholpen. Toen ik een jaar geleden vrij kwam, wilde ik haar zo snel mogelijk zien, ook al wist ik niet waar ze woonde.”
Jones zwijgt een ogenblik.
“Maar voor ik m’n zoektocht echt begon, vond ik haar. In de overlijdensadvertentie van haar man kolonel Decker. En toen ik haar adres had, kon ik het niet maken om meteen op haar stoep te staan. Het voelde alsof Decker wist dat ik vrij was gekomen, alsof ie wist dat ik Ingrid nooit was vergeten, alsof ie me vanuit zijn kist alsnog bij haar vandaan wilde houden.”
Jones kijkt even vertwijfeld opzij en haalt verontschuldigend zijn schouders op.
“Tja, zo voelde dat toen. Nu kan zie ik het anders, hoor, maar je bent zo onzeker die eerste tijd als je vrij komt.”
Jones trekt zijn gezicht in een grimas als hij daaraan terugdenkt.
“Ik heb een jaar gewacht en gaf ondertussen m’n hond haar naam.”
Jake werpt een geamuseerde blik naar z’n vriend.
“Dus nu heb je twee Ingrids om je heen?”
“Tja…En laten ze nu ook de beste vriendinnen van elkaar zijn geworden.”
Jake deelt grinnikend een joviale schouderklop uit.
“Houd me op de hoogte, man. Ik geloof dat jij ook je bestemming aan het vinden bent.”
De mannen omhelzen elkaar en lopen zwijgend naar binnen.

“Hé Mitch?!”
Ingrid is aangenaam verrast als ze zijn stem hoort.
“Hoe is het met je? En met Jake?”
“Goed,” antwoordt Jones vriendelijk doch kort. “Hoe gaat het met jullie?”
“Prima.”
“Ik kom naar huis.”
“Waar ben je nu?”
“Op het vliegveld. Ik stap zo op m’n motor.”
“Dan komen wij ook die kant op.”
“Dat mag morgen ook. Het wordt al donker.”
“Morgen moet ik werken. Ik weet de weg, hoor! Tot straks.”
“Ook goed.”
Jones voelde de behoefte om nog een poos alleen te zijn, om zijn ontmoeting met Jake en vooral hun gesprek te verwerken, maar nu hij Ingrids stem weer heeft gehoord, kan hij niet wachten om haar terug te zien.

Een uur later rijdt Ingrid, met een opgewonden herdershond naast zich, het hobbelige pad op naar de stacaravans op de heuvel. Het laatste beetje daglicht verdwijnt achter de horizon. In de caravans worden steeds meer lampen ontstoken en ook in de zilverkleurige brand al licht..
“Kijk eens, Ingrid, je baas is al thuis.”
De hond hopt met haar voorpoten op en neer en blaft alsof ze juicht: “Ja! Ik zie hem!”
Als de auto stopt, gaat de deur van de caravan open en de buitenlamp aan. Herdershond Ingrid wordt helemaal gek. Zodra haar menselijk naamgenote het portier opent staat haar staat ze al op haar schoot.
“Hé, meisje!” roept Mitch.
Ze springt sierlijk uit de auto, waarna ze op haar baas afstormt. Mitch zet zich schrap, want hij weet wat er komt. Een seconde later springt zijn hond pardoes in zijn armen.
Van een afstandje slaat Ingrid de onstuimige begroeting gade. Ineens voelt ze weer hoe haar band met hun honden was en merkt ze hoe ze het dagelijkse gezelschap van een huisdier mist. Ze neemt zich voor om binnenkort bij het asiel langs te gaan, misschien zit daar een hond die haar aanspreekt.
Ingrid de hond rent naar binnen, naar haar etensbak, want baas heeft haar iets lekkers beloofd.
Dan wendt Jones zich naar zijn vriendin die glimlachend met de armen over elkaar tegen haar auto leunt. Zwijgend maar met zijn blik op haar gericht loopt hij naar de achterkant van haar wagen. Terwijl zij de hondenmand uit de auto neemt en hij de zak met brokken pakt verbreekt hij de stilte.
“Heel hartelijk bedankt dat ze bij jou mocht logeren,” zegt Mitch met zachte stem als Ingrid en hij tussen de deuren van de terreinwagen dicht bij elkaar staan.
“Is alles goed gegaan?”
“Ja,” antwoordt Ingrid kort maar geruststellend.
Een moment later lopen ze achter elkaar naar de caravan.
In de eethoek staan glazen klaar die Jones volschenkt zodra Ingrid zit en van wal steekt.
“Wij hebben het gezellig gehad, dus voor herhaling vatbaar,” besluit ze haar verslag, niet wetend hoe snel ze zowel baas als hond weer in haar huis zal hebben.
Als Jones haar even later naar de auto brengt, verteld Ingrid nog snel over het bezoekje van haar zus. Melanie dacht dat Ingrid zo verstandig was geweest om eindelijk weer een hond te kopen. Zodra ze hoorde dat het om een logé ging, probeerde ze haar uit te horen van wie dan het logeetje was.
“Ik heb maar gezegd dat ze van een collega annex kennis is.”
“Waarom zeg je niet gewoon dat…”
Ineens breekt Jones zijn zin af.
“Wacht even… Melanie, zeg je? Was dat niet de vrouw van die …”
Ingrid knikt met een veelzeggende blik en vult aan: “Die coureur is mijn zwager.”
Jones laat die informatie even bezinken.
“Ik vrees dat mijn zus het niet zo leuk zal vinden dat ik met jou omga, maar voorlopig vertel ik haar niets.”
Jones kijkt Ingrid peinzend aan.
“Verzwijg je dat wij contact hebben, omdat je je voor mij schaamt? Of… om haar te beschermen?”
Ingrid kijkt hem recht aan.
“Als bescherming. Maar dan vooral van mezelf,” verklaart ze haar voornemen. “Tegen haar overdadige zusterliefde.”
Bij die laatste woorden trekt ze een veelzeggende grimas.
Jones trekt niet begrijpend een wenkbrauw op, waarna ze zich haast uit te leggen dat Melanie vroeger ook Roderick op een weegschaal heeft gelegd en hem de les las als zij dacht hij haar zusje in de steek liet.
“Ze is nogal beschermend ten opzichte van mij. Ook al kan ik al jaren mijn eigen boontjes doppen.”
Ingrid kijkt op haar horloge, het wordt de hoogste tijd om naar huis te gaan. Ze opent haar portier, maar aarzelt nog met instappen.
“Ik ben blij dat je weer veilig thuis bent.”
“En ik ben jouw dankbaar voor je goede zorgen voor Ingrid. De buurman zou haar hooguit heen en weer naar de weg hebben laten lopen.”
Jones zet een stap dichterbij en opent zijn armen. De omhelzing die volgt is stevig en teder tegelijk, er spreekt aantrekkingskracht uit en zorg voor elkaar.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:23:48, in totaal 2 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 20:07:22  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 5.

Op haar vrije zaterdagmorgen loopt Ingrid in haar tuin te werken. Het zonnetje maakt het aangenaam. Terwijl ze dode bloemen uit planten knipt, mijmert ze over het telefoongesprek dat ze vorige week met Jones had. Er waren een paar weken voorbij gegaan voor hij weer iets van zich liet horen. De stacaravan waarin hij woont, begint ernstige slijtage te vertonen en nu is hij op zoek naar een andere woonruimte, een huisje aan de rand van de stad, liefst met een tuin eromheen voor de hond. Ze hoopt dat hij er snel in zal slagen zoiets te vinden, want ze begreep uit zijn woorden dat hij soms emmers te kort heeft om alle lekkages op te vangen.
Opeens wordt het een stuk killer in de tuin. Als Ingrid omhoog kijkt om te zien waar de zon is gebleven, blijkt er een donkere, dreigende wolkenlucht aan de horizon te hangen waarvan de eerste voorboden de zon verduisteren. Even laat ze het tot zich doordringen wat die lucht betekent en ruimt dan meteen al het tuingereedschap op.
Op de radio voorspellen ze duidelijk slecht weer. Ingrid loopt het huis door om alle ramen en deuren te sluiten, want het weer kan soms zo onverwacht snel omslaan dat het je gewoon overvalt. Vanuit haar slaapkamer kijkt ze bezorgd naar de dreigende wolkenlucht. Ze besluit meteen de rolluiken te laten zakken, dan is dat maar vast gedaan.
Beneden zet ze de tv aan voor nadere berichten en die laten niet lang op zich wachten. In een tussentijds nieuwsbericht geeft men de eerste tornadowaarschuwingen door. Op een kaart wordt de verwachte route weergegeven. Ingrid loopt dichter naar het beeld. Ziet ze dat goed? Is dat de regio waar Mitch woont? Ze luistert met aandacht het bericht helemaal af en denkt dan even na. Bellen kan ze hem niet, Jones heeft geen telefoon in zijn caravan. Hij belde laatst vanuit een café. Dan zit er niet anders op dan naar hem toe te gaan en hem zo te waarschuwen.
Ingrid trekt een trui aan, legt haar regenjack klaar en verzamelt een arm vol tassen. Met een ongerust gevoel en bezorgde blikken op de lucht rijdt ze even later met een flinke vaart naar het gebied waar de stacaravans staan.

Uit de verte ziet ze dat bij Jones buren al auto’s klaar staan om te vertrekken, het is een typische vluchtbedrijvigheid die er heerst. Maar waarom is het bij Jones zo stil? Zou hij dan toch al verhuisd zijn? Zonder haar een verhuisberichtje te sturen of een belletje te plegen? Met haar terreinwagen scheurt ze over het keienpad naar de zilveren stacaravan. De deur staat open en herdershond Ingrid staat in die opening te blaffen. Waarom komt haar baas niet kijken? Iets klopt hier niet… Ingrid stapt uit haar auto, springt over het lage hekje heen en rent naar binnen.
“Mitch?”
Ze kijkt om zich heen en ziet hem in eerste instantie niet, maar de hond wurmt zich langs haar heen en leidt haar naar haar baas. Mitch staat in zijn slaapkamertje een partij te schelden en kijkt ontzettend kwaad.
“Wat is er?” vraagt Ingrid. “Moet je niet inpakken? Weet je niet wat er aan de hand is?!”
Mitch kijkt verstoord op, draait zich om en buldert verder.
“Ja, ik weet wat er aan de hand is! Die stomme vent geeft dat huisje vlak voor mijn neus aan iemand anders. Dat is er aan de hand! Moet ik hier nog langer blijven tussen al die emmers en in dat tochtige hok. Ik krijg het hier niet meer droog en…”
“Kom mee, dan laat ik je zien wat nog veel erger is!”
Ingrid pakt zijn arm en trekt hem mee naar de deur. Zijn hond helpt haar een handje mee en pakt zijn broekspijp.
“Hé, doen jullie eens even normaal!”
Eenmaal buiten kijkt hij meteen midden in een dreigende lucht en een felle bliksemschicht. Geschrokken doet hij een stap terug en doet er het zwijgen toe. Ingrid kijkt hem indringend aan.
“Er komt een tornado aan! Pak je spullen in en ga mee. Alsjeblieft!”
Ze drukt een stapel tassen in zijn handen waarmee hij pijlsnel naar binnen gaat. Ingrid grist ook spullen mee waarvan ze denkt dat ze mee moeten als ze de deuren van de auto gaat openzetten. Vervolgens neemt ze volle tassen aan en propt alles in haar auto. De eerste grote druppels regen vallen uit de lucht en in de verte klinkt een grommend geluid dat langzaam maar zeker aanzwelt.
“Mitch, hoe ver ben je?” roept Ingrid bezorgd naar binnen.
Zijn buren vertrekken al en roepen dat ze moeten opschieten. Zij wisten wel van de waarschuwingen en de naderende dreiging af. De bliksem komt dichterbij, het brommen neemt in volume toe, de wind wakkert aan tot storm. Ingrid sluit de portieren en snelt naar binnen waar ze de laatst overgebleven tas vult. Dan zit de auto vol. Ingrid, de herdershond, zit al op de bijrijderstoel te wachten op haar baas, maar die blijft maar bezig in zijn caravan. Als er een knetterende donderslag over het landschap rolt, houdt Ingrid het niet meer uit.
“Nu ga je mee. Vooruit! Wil je ons allemaal in gevaar brengen?!”
Ze pakt hem bij zijn arm en sleurt hem mee naar de auto. Mitch weigert in te stappen.
“Ik neem m’n motor. Ga maar vast.”
“Mooi niet! Ik wil zeker weten dat ie start en dat je met ons mee gaat! En zet alsjeblieft je helm op.”
“Ja, ja…. Ik zie zelf ook wel dat dat nodig is.”
Hij trekt zijn lange leren jas aan, zet zijn helm op en zorgt dat hij kan vertrekken. Hij werpt nog een laatste blik op zijn versleten onderkomen en maakt met een gooiend gebaar met zijn arm duidelijk dat Ingrid kan gaan rijden. Ze zijn geen seconde te laat, want het volgende moment komt in de verte de tornado in zicht. Een wild en grijs gordijn komt op hen af. Het
geluid van kletterende regen nadert in hoog tempo. De ruitenwissers moeten meteen in de hoogste stand. Met haar hoofd dicht bij de voorruit rijdt Ingrid naar de weg. Ze draait het raam open om te zien of Jones haar volgt. De hond naast haar voelt de spanning en kijkt voortdurend achterom naar haar baas.
De storm wordt zo hevig dat de auto soms gevaarlijk naar de verkeerde weghelft zwiept. Ingrid knijpt haar stuur bijna fijn om de auto in bedwang te houden. Ze maakt zich ernstig zorgen om Jones die op de motor nog veel kwetsbaarder is dan zij. Ineens rijdt hij naast de auto.
“Rij nou maar, ik volg je wel. Achter jou ben ik een beetje beschut,” schreeuwt hij boven het lawaai van de storm uit.
“Oké!”
Ingrid geeft wat gas bij om weer voor hem te komen, maar blijft angstvallig in haar spiegels kijken of achter haar alles goed blijft gaan.

Na een vermoeiende rit vol hindernissen naderen ze de buurt waar Ingrid woont, het is een wijk met veel bomen. Plotseling keert herdershond Ingrid zich pijlsnel om en zet het op een blaffen. Geschrokken beveelt Ingrid haar te gaan zitten, maar de hond gaat steeds harder blaffen, alsof ze een gevaar wil wegjagen. Ingrid besluit af te remmen. Door de harde regen kan ze maar een paar meters voor haar kijken. Jones komt naast de auto rijden en vraagt wat er aan de hand is. De hond houdt een moment op met blaffen, maar dan ineens kijkt ze woedend door de voorruit en laat haar tanden zien.
“Stoppen! Daar waait een boom om!!!” schreeuwt Mitch.
Meteen staat ze op haar remmen. Wonder boven wonder blijft de hond op haar poten staan, alsof ze wist wat er zou komen. De motor schuift gevaarlijk weg als Jones eveneens hard remt, maar hij weet overeind te blijven. Ingrid kijkt uit haar raam en samen zien ze op een vijftigtal meters voor hen een grote boom met luid gekraak over de weg vallen.
De herdershond gaat weer zitten, maar ze hijgt nog na van de schrik. Ingrid klopt haar op de borst van bewondering en opluchting.
“Goed gedaan, meid! Je hebt ons leven gered!”
Ingrid piept een keer zacht, haalt haar tong over Ingrids wang en gaat braaf terug op haar plek zitten. Jones gaat op verkenning uit en ziet kans de omgevallen boom te passeren. Ingrid volgt zijn voorbeeld, weliswaar over het gazon van een huis, maar ze kunnen nu tenminste hun reis vervolgen. Nu gaat zij opnieuw voorop rijden. Ze hoopt stilletjes dat haar dierlijke naamgenote hen opnieuw zal waarschuwen als er gevaar dreigt.

Het kan niet anders dan dat de tornado dichtbij is, van alles en nog wat vliegt er door de lucht heen. Bomen buigen gevaarlijk door, uit de grond gerukte struiken zweven laag bij de grond voorbij om het volgende moment de lucht in gezogen te worden. Ingrid prevelt schietgebedjes om haar angst onder controle te houden. Als ze Jones langer dan drie tellen uit het oog verliest remt ze af, draait ze het raampje een stukje open en wacht tot hij weer achter haar is. Nog een laatste bocht en dan komt haar huis in zicht.
Het tuinhek staat gelukkig nog open en ze rijdt meteen naar de garage. De paar seconden dat ze buiten is regent Ingrid drijfnat. Door het lawaai van de storm denkt ze dat de motor ook in de straat rijdt, maar als de auto binnenstaat komt er nog steeds geen Jones de oprit op. De hond springt haar bij het verlaten van de auto bijna omver, ook zij maakt zich zorgen en zet het op een lopen. Zodra Ingrid de garagedeur weet dicht te krijgen, rent ze achter haar aan de straat op om Jones te zoeken. Als hij maar niet gevallen is, of door een boom geraakt. Allerlei doemscenario’s flitsen door haar hoofd. Had ze hem nu maar de auto in gesleurd, verwijt ze zichzelf. Als haar reddingsactie nu maar niet voor niets is geweest. De neerplenzende regen wast haar tranen weg zodra ze uit haar ogen komen. Een windvlaag blaast haar bijna omver. Geschrokken grijpt ze het tuinhek vast.
“Mitch!”
Wanhopig roept Ingrid zijn naam. Haar schreeuw gaat verloren in het geweld van de storm, maar wordt wel beantwoord. Daar komt hij de bocht om en geeft gas voor de laatste meters. Zijn hond rent naast hem. Ingrid gebaart dat hij meteen door moet rijden en vecht zich tegen de wind in terug naar de garage. Zodra Jones binnen is, sluit ze zo snel mogelijk de deur.
“Waar bleef je nou?! Je bent toch niet gevallen? Ben je geraakt door iets? Ik was hartstikke bang dat….”
Ingrid ratelt haar zorgen eruit en bekijkt de drijfnatte man aan alle kanten. Jones zet zijn helm af, pakt haar bij haar bovenarmen en stelt haar gerust.
“Ik moest even stoppen voor een grote tak die net nadat jij was gepasseerd uit een boom viel Met mij is alles oké,” stelt Mitch haar gerust, “Kom eens hier.”
Hij trekt haar naar zich toe en slaat zijn armen om haar heen. Een moment vergeten ze dat ze koud en drijfnat zijn. In de beschutting van de garage en in elkaars armen komen ze tot rust.
“Hoe vaak kom jij mij nog redden?” fluistert Jones in Ingrids oor.
“Zo vaak als dat nodig is,” antwoordt Ingrid en houdt hem nog steviger vast.
“Waarom doe je dat?”
“Waarom zocht jij mij na zoveel jaren weer op?”
Ze kijken elkaar een moment zwijgend aan. Kou, storm, regen en lawaai verdwijnen naar de achtergrond als hun lippen elkaar vinden.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:25:34, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 20:14:25  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 6

Naast hen staat een bibberende hond te wachten. Als de omhelzing naar haar zin te lang duurt, blaft ze een keer hard. Geschrokken laten Ingrid en Jones elkaar los. Mitch knielt bij zijn hond en geeft haar een knuffel.
“Dank je wel dat je onderweg zo goed hebt geholpen. Je hebt ons gered, meisje,” fluistert hij in haar oor en neemt zich voor straks iets lekkers door haar brokken te doen.
“Kom, we gaan naar binnen,” zegt hij leidt beide Ingrids naar de deur.
Ingrid sluit de garage. Rennen naar de voordeur heeft geen zin, iedereen is al doorweekt. In de hal ontdoen ze zich van hun jassen en schoenen.
“Ga maar douchen,” zegt Ingrid tegen Jones. “Jij hebt dat het hardste nodig. Zorg dat je snel weer warm wordt, anders loop je nog een kou op.”
Ze gaat hem voor naar de badkamer en belooft schone kleren klaar te leggen. Ingrid de hond is hen gevolgd en kijkt haar baas mistroostig aan, alsof ze wil zeggen: En ik dan?
“Neem haar maar mee naar binnen. Ik heb nog oude handdoeken en ergens moet er nog hondenshampoo zijn. Laat haar maar lekker doen wat een hond nu eenmaal graag doet, ik maak straks alles wel schoon.”
Terwijl Jones en zijn herdershond in de badkamer schoon en warm worden, droogt en verkleedt Ingrid zich in haar slaapkamer. Omdat de kleren van Jones nog in de auto zitten pakt ze uit de kast een joggingpak van zichzelf en hangt dat aan de badkamerdeur. Een slip en een paar sokken van Roderick erbij maken het compleet.
“Sorry meneer, het is geen haute couture,” mompelt ze rillend maar met een glimlach, “vandaag zal je hiermee genoegen moeten nemen.”

Af en toe knipperen de lichten ten teken dat het buiten nog steeds gevaarlijk weer is en er elk moment een stroomstoring kan plaatsvinden. In een warm joggingpak en haar haren in een handdoek gewikkeld, verzamelt Ingrid in de kelder spullen die handig zijn bij stroomuitval. Met een wasmand vol kaarsen, lantaarns, zaklampen en een campeerkookstel gaat ze naar de keuken. Ze heeft geen idee van tijd, maar voelt duidelijk dat het tijd is om te eten. Ze haalt een blik uit de kast en warmt de soep op, nu lukt dat nog op haar fornuis.
Jones en zijn hond komen naar beneden. Ingrid roept hen naar de keuken waar ze de tafel heeft gedekt. Jones komt binnen met de trui van het joggingpak om zijn schouders geslagen. Ingrid bloost bij het zien van zijn mooie lichaam.
“Past ie niet?” vraagt ze wijzend naar de trui.
“Dat wel, maar een trui is me te warm, ik draag altijd T-shirts.”
Ingrid gaat er één halen en even later zitten ze tegenover elkaar te eten. De radio doet krakend verslag van de tornado van vanmiddag en voorspelt dat er nog meer kunnen volgen. Buiten buldert de wind, binnen heerst er rust, maar wel met een vleugje spanning. Ingrid voelt zich steeds meer aangetrokken tot Jones en heeft kriebels in haar buik sinds hun kus in de garage.

Aan het begin van de avond neemt de wind af. Het regent nog wel, maar stukken minder dan tijdens de storm. Jones, die boven een logeerkamer heeft gekregen, gaat zijn spullen uit de auto halen. Hij staat erop dat alleen te doen, want dan kan hij zijn spullen gelijk een beetje sorteren.
Ingrid, nog diep onder de indruk van alle gebeurtenissen, kruipt op de bank en kijkt tv. Nu de ramen minder gevaar lopen trekt ze enkele rolluiken van de woonkamer omhoog. Een waterig zonnetje werpt nog wat stralen naar binnen. Een koude rilling loopt over haar rug, snel pakt ze de trui die Jones niet aan wilde en trekt die over haar joggingpak heen.

Een uurtje later is de auto leeg en staat de logeerkamer vol. Alle kleding past gelukkig in de kast, de huisraad blijft voorlopig in de tassen. Met gemengde gevoelens laat Jones zijn blik over zijn spullen glijden. Hij schudt zijn hoofd en slaakt een zucht alsof het nu pas goed tot hem doordringt wat er vanmiddag heeft plaatsgevonden. Hij had het verlaten van zijn caravan heel anders voorgesteld: dat de verhuizing een verbetering zou betekenen. Wie had kunnen bedenken dat hij zou moeten vluchten voor een tornado? Dat hij dakloos zou worden? Als hij Ingrid beneden hoort hoesten trekt hij de deur achter zich dicht en gaat hij naar de woonkamer toe. Hij vindt haar ineengedoken op de bank. Ze ziet bleek en rilt van de kou.
“Alsjeblieft, je autosleutels en die van de garage.’
“Dank je,” antwoordt Ingrid met hese stem.“
“Volgens mij heb jij kou gevat in plaats van ik,” merkt Mitch op terwijl hij plaatsneemt op de andere bank.
“Daar lijkt het ….hatsjie… wel op.”
“Heb jij inmiddels ook een warme douche genomen?” informeert hij.
Ingrid schudt haar hoofd.
“Dat is niet zo slim van je, dame.”
Met tegenzin moet ze toegeven dat ze daarvan nu spijt heeft.

Als Ingrid opstaat om koffie te zetten, voelt ze zich onderweg naar de hal duizelig worden. Snel grijpt ze een deurpost vast. Ingrid de herdershond die languit op de schaapsvacht vanuit haar ooghoeken haar mensen in de gaten houdt, schrikt van die beweging en springt alert rechtop. Ook Mitch gaat op het puntje van de bank zitten. Vanmiddag maakte zij zich zorgen om hem, maar nu zijn de rollen omgedraaid. Zogenaamd beschut in de auto heeft ze door met een open raam te rijden kou gevat. In de keuken hoort hij haar verontrustend hevig hoesten. Hond en baas werpen elkaar een blik van verstandhouding toe en snellen naar de keuken. Jones is net op tijd om zijn gastvrouw op te vangen als ze door haar benen dreigt te zakken. Ingrid is drijfnat van het zweet en rilt over haar hele lijf.
“Stop jij maar eens met zorgen voor ons,” zegt Mitch terwijl hij haar voorzichtig op een stoel zet. Meteen is zijn herdershond erbij. Ze voelt dat haar naamgenote ziek is en legt haar kop op Ingrids schoot.
“Kom, ik breng je naar bed. Je bent hartstikke ziek,” zegt Mitch terwijl hij haar van de stoel wil tillen.
“Ik kan nog wel lopen, hoor,” stribbelt Ingrid eigenwijs tegen.
Voetje voor voetje schuifelt ze door de hal waar ze naar de trap kijkt alsof ze de Mount Everest moet gaan beklimmen. Jones ondersteunt haar op weg naar haar slaapkamer en stopt haar in bed. Hoofdschuddend staat hij aan het voeteneind. Hij besluit een dokter te bellen en zegt tegen zijn hond dat ze goed op Ingrid moet passen.
Beneden komt hij er achter dat de telefoonlijn dood is. Buiten wordt het weer onrustiger. Is er een nieuwe tornado in aantocht? Bezorgt kijkt hij om zich heen. Hij zal brutaal moeten zijn en in huis gaan zoeken naar iets waarmee hij de koorts kan bestrijden. Eerst nog maar even bij Ingrid gaan kijken.
Zijn bezorgdheid groeit met de minuut als hij haar met een rood en bezweet gezicht ziet woelen. Hoe verzorg je een zieke? Jones haalt zich allerlei vrouwen voor de geest van wie hij hoopt zich iets te herinneren op dat vlak. Er komen beelden boven van het kindertehuis. Hij voelt iets kouds op zijn voorhoofd terwijl hij met één of andere kinderziekte in bed ligt. En hij ziet allerlei glaasjes op het nachtkastje naast zijn spijlenbedje staan: water, limonade, sinaasappelsap, melk… In de badkamer maakt Jones een schone handdoek nat en legt die op Ingrids voorhoofd. Dan snelt hij de trap af om drinken te halen. Het schiet hem te binnen dat hij op zoek zou gaan naar medicijnen. In de keuken trekt hij alle kasten en laden open, maar tevergeefs. Ook in de woonkamer doet hij dat, na een verontschuldiging aan het adres van Ingrid. Met een glaasje vruchtensap gaat hij weer naar boven. Met nieuwe hoop zoekt hij verder in de badkamer.
“Verdorie, hier is ook al niets te vinden,” stelt hij gefrustreerd vast.
Hij moet er snel achter zien te komen of er iets in huis is om haar te helpen. En waar! Hij probeert haar wakker te maken om haar te laten drinken, maar dat lukt niet. Jones grijpt naar zijn haren en kijkt naar boven.
“Laat me haar niet kwijtraken, alsjeblieft. Niet na wat ze vandaag voor ons gedaan heeft,” mompelt hij in een poging er een gebed van te maken.
Een felle windvlaag smakt allerlei rommel tegen de rolluiken waardoor hij verschrikt omkijkt. Dan gaat Jones op zijn knieën naast het bed zitten.
“Ingrid, je hebt hoge koorts. Waar kan ik medicijnen vinden? Toe, zeg eens iets.”
Af en toe knipperen haar ogen, maar echt wakker lijkt ze niet te worden.
“Kom, luister eens en doe je ogen open alsjeblieft. Ik heb geprobeerd de dokter te bellen, maar de telefoonlijn is dood. We staan er voorlopig alleen voor. Help mij nu alsjeblieft om jou te helpen. Waar is je medicijnkast?”
Zo praat hij een tijdje op haar in, maar het lijkt weinig zin te hebben, ze draait haar hoofd weg als hij het woord pil of tablet laat vallen.
Ingrid, de hond, voelt de zorgen van haar baas groeien tot wanhoop en begint zacht te janken. Ze springt op en zet haar voorpoten op het bed. De hond snuffelt aan Ingrid en lijkt net zo diep na te denken als haar baas. Ineens begint ze te huilen en te janken, laat zich op de grond zakken en rolt op haar rug met haar poten in de lucht. Ingrids gejank gaat door merg en been. Jones maant haar tot stilte, wat ze totaal negeert, wat hij ook doet. Achter hem in bed reageert Ingrid op het gejank door naar haar oren te grijpen.
“Nee, niet doen. Niet de hond pijn doen,” komt er zacht en verdrietig uit haar mond.
Jones kijkt verbaasd achterom. Hij ziet tranen over haar wangen lopen en ziet haar vechten om helder te worden. Even komt de hond recht staan om te zien of haar vriendin al reageert. Het volgende moment herhaalt ze haar kunstje en zet nog een grotere keel op.
Jones grijpt naar zijn hoofd, hij wordt langzaam gek van de herrie. Buiten loeit de sirene ten teken dat er een tornado in aantocht is, de regen slaat tegen de rammelende rolluiken en zijn hond doet alsof ze vermoord wordt. En het ergste van al is dat Ingrid steeds zieker wordt.
“Nee! Nee! Niet doen!!! Laat m’n hond met rust!”
Ingrid rolt op haar zij om naar de hond toe te gaan. Als ze haar ogen open doet is Jones meteen bij haar. Nu begrijpt hij hoe hij haar aan het praten kan krijgen: door hulp te vragen voor zijn hond. Hij werpt een dankbare blik op zijn hond, wat is ze toch slim.
“Ingrid, m’n hond is ziek, ze heeft kou gevat en hoge koorts. Waar heb je medicijnen voor haar? Help me alsjeblieft.”
“Slaap…kamer…” mompelt Ingrid bijna onhoorbaar, maar Jones heeft het begrepen.
Hij stopt Ingrid weer onder het dekbed en loopt met grote passen naar de kastenwand.
“Let op haar!” zegt hij tegen zijn hond.
Ingrid springt weer op en zet opnieuw haar voorpoten op de rand van het bed. Als een persoonlijke beschermer waakt ze over haar vriendin. Eindelijk vindt Jones een plastic box met pleisters erin. Hij trekt de box uit de kast, grabbelt tussen doosjes en rolletjes en vindt wat hij nodig heeft. Een paar seconden kijkt hij van het doosje in zijn handen naar zijn zieke vriendin en terug terwijl hij een manier bedenkt om haar de medicijnen toe te dienen. Hij rent naar beneden voor een lepel en gaat op zoek naar een rietje om haar veilig te laten drinken. Als hij beide heeft gevonden, vliegt hij de trap weer op. De tablet breekt hij boven het glas in stukjes waarna hij die met de lepel nog fijner maakt. Dan maakt hij Ingrid opnieuw wakker, trekt haar een stukje omhoog en neemt zelf plaats tegen het hoofdeinde van het bed. Als ze tegen hem aan leunt, brengt hij het rietje naar haar lippen en praat hij net zolang tegen haar tot ze zo wakker is dat ze veilig kan drinken van het met water verdunde sapje met fijn geprakte pil.
Na een half uur zet Jones het lege glas naast zich neer. Hij slaakt een diepe zucht, eindelijk heeft hij iets voor haar kunnen doen. Voorzichtig legt hij haar weer neer. In de badkamer maakt hij de doek opnieuw nat en koud en legt die weer op haar voorhoofd. Na een tijdje lijkt het erop dat ze wat rustiger wordt.
Moe van de zorgen en de belevenissen van vandaag gaat Jones naast Ingrid liggen, met zijn hoofd leunend op zijn hand. Hij wil wakker blijven om voor haar te zorgen, maar voelt hoe de slaap zich meester wil maken van hem. Hij besluit het matras van zijn logeerbed naar haar slaapkamer te slepen. Hij durft niet naast haar te kruipen. Dat kan hij niet maken. Dat bed was van Roderick en haar. Bij die gedachte moet hij even slikken.
Terwijl Jones druk bezig is, zit zijn hond aan de rand van het bed en waakt ijverig over hun reddende engel. Ingrid draait zich in haar slaap om en kruipt dieper onder het dekbed. Als ze zo een tijdje ligt glipt er een hand onder het dekbed vandaan. Hond Ingrid schuift hem met haar neus weer terug, zodat hij niet koud kan worden. Tenslotte legt ze haar kop boven op de hand, zodat hij ook niet meer kan verschuiven. Met haar ogen volgt ze de verrichtingen van haar baas, die zich verwondert afvraagt waarom zij in zo’n vreemde houding zit.
Voor Jones durft te gaan liggen, laat hij Ingrid opnieuw wat drinken.
Het is al een eindje in de nacht als het zowel buiten als binnen heel rustig en stil wordt. Ingrid krijgt haar gewone kleur terug en ligt vredig te slapen. Jones ligt op zijn matras naar haar te kijken, maar zijn ogen vallen toe en even later is ook hij in dromenland.
Zijn hond, nog steeds met haar kop op Ingrids hand, laat wat geluidjes horen als ze haar baas niet meer hoort of ziet. Als haar zieke vriendin zich in haar slaap omdraait en haar hand weghaalt, staat ze eindelijk op en gaat tegen haar baas aan liggen.

In de ochtend maakt Ingrid haar baasje Jones wakker door met haar grote hondentong zijn oor schoon te likken. Ze weet uit ervaring dat dat een effectieve manier is om hem in beweging te krijgen. Als hij zich realiseert waar hij heeft geslapen en waarom dan ook nog op de grond, weet hij niet hoe snel hij bij het bed van zijn zieke vriendin moet komen.
Ingrid ligt nog rustig te slapen. Haar wangen zien er niet meer zo vurig uit als gisteravond. Op de wekker ziet hij dat het halverwege de morgen is. Hij laat zijn hond in de tuin en besluit even snel te douchen. In de keuken maakt hij opnieuw een medicijn-sapmix, waarmee hij terug gaat naar de slaapkamer. Daar treft hij Ingrid half rechtop zittend aan. Ze heeft zichzelf helemaal in het dekbed gerold, maar kijkt hem met heldere ogen aan.
“Goede morgen, dame.”
“Mogge…” klinkt het schor terug.
Jones hurkt bij haar bed en voelt haar voorhoofd.
“Hoe voel je je?”
“Ik heb het vreselijk koud,” antwoordt Ingrid klappertandend.
“Lukt het je om nog iets rechter te gaan zitten of zal ik je helpen?”
Ingrid wiebelt als een rups in een cocon heen en weer, maar komt niet van haar plek.
Jones weet genoeg. Hij pakt het kussen van zijn bed, trekt Ingrid een beetje naar zich toe en stopt het kussen achter haar hoofd. Na een nacht met hoge koorts heeft Ingrid dorst. Ze pakt het glas aan, maar het trilt gevaarlijk door het bibberen. Jones neemt het weer over en zet er het rietje in. Als het glas leeg is neemt hij plaats op het voeteneind en praat hij Ingrid bij over de afgelopen nacht.
“Je werd gisteravond in korte tijd zo ziek, dat ik me ernstig zorgen maakte. Door het slechte weer kon ik geen dokter bereiken, maar dat ga ik zo meteen alsnog proberen.”
Jones kijkt haar een ogenblik doordringend aan.
“Waarom heb je gisteren zelf niet gedoucht om warm te worden? Je was net zo nat en koud als wij!”
Jones schudt bezorgd zijn hoofd als ze beteuterd haar ogen neerslaat.
“En vannacht weigerde je te zeggen waar ik medicijnen kon vinden. Dat vond je pas nodig toen Ingrid een keel opzette!”
Met het dekbed weer strak om zich heen gewikkeld kijkt ze hem wezenloos aan.
“Ik heb gedroomd over een hond die pijn had of zo…”
Ingrid kijkt er een beetje hulpeloos bij, meer herinnert ze zich niet van de afgelopen uren.
“Die droom van jou gebeurde in werkelijkheid, hoor. Zij daar …” Jones gebaart met zijn hoofd richting zijn herdershond, “wist een manier te bedenken om jou wakker te maken. Ik wist niet dat ze zo’n drama kon opvoeren. Shakespeare was er niets bij.”
Ingrid voelt dat haar baas over haar praat. Bij elke zin kantelt haar kop blij heen en weer.
“Laat Ingrid nog maar een keer zien hoe goed jij kunt toneelspelen,” lacht Jones om vervolgens met een strenge blik aan te vullen: “Maar niet nu!”
Dan wendt hij zich weer tot zijn vriendin. Met een ernstig gezicht staat hij op en gaat naast haar op de rand van het bed zitten.
“Ik was vannacht bang dat je er tussenuit zou piepen.”
Met een teder gebaar streelt hij haar haar.
“Maar dat zou ontzettend onrechtvaardig zijn geweest nadat jij je leven voor ons waagde.”
Met grote ogen kijkt ze hem aan. Jones schrikt ervan. Zou ze door de koorts vergeten zijn wat er zich gisteren heeft afgespeeld? De tornado? Dat ze hem en zijn hond heeft gered?
Hun eerste kus? Is Ingrid zo ernstig ziek? Had hij haar gisteravond alleen moeten laten om medicijnen te gaan halen? Heeft hij haar in gevaar gebracht door bij haar te blijven?
Al die vragen en angstige gedachten flitsen binnen enkele seconden door zijn hoofd. Ze doen hem gehaast opstaan. Vurig hoopt hij dat de telefoon het weer zal doen, want hij moet zo snel mogelijk een dokter spreken.
“Mitch!”
Met de deurknop in zijn hand draait hij zich half om.
“Hé! Wat is er … met jou ineens … aan de hand?” vraagt Ingrid waarna ze een hoestbui krijgt.
“Het lijkt wel … of je vlucht! Heb ik … iets verkeerds … gedaan?”
Zijn afgewende houding die afstandelijkheid uitstraalt raken haar diep. Tranen rollen over haar wangen terwijl ze haar handen naar hem uitstrekt.
“Alsjeblieft … blijf bij me.”
“Ik ga je dokter bellen. Je hebt echte medicijnen nodig, Ingrid. Dat snap je toch wel?”
“Vertel me eerst… waarom je ineens … zo raar doet. Ik schrik … gewoon van je.”
Die woorden zetten Jones weer met beide voeten op aarde. In een paar grote passen is hij terug bij haar en gaat op de rand van het bed zitten. Zwijgend verstrengelen zich hun handen.
“Ik schrok ervan toen je me zo… zo...,” hakkelend zoekt Jones naar de juiste woorden, “toen je me zo verdwaasd aankeek. Ik kreeg de indruk dat je je niets meer herinnerde van … “
Jones probeert de brok in zijn keel weg te slikken.
“Dat ik … je zo ongeveer … uit je caravan … heb moeten sleuren?” fluistert Ingrid met een glimlach.
“Of bedoel je dit…”
Ze neemt Jones’ gezicht in haar handen en geeft hem een kus op zijn wang.
“Toen je zo nerveus … bij de deur stond … kwam gisteren … als een film … voorbij.”
Woorden schieten hem te kort om zijn opluchting te beschrijven. Haar veilig in zijn armen houden is het enige dat hij nu wil.

Het is een hoestbui die de omhelzing verstoort. Als Ingrid weer gaat liggen, staat Jones op.
“Mag ik dan nu je dokter gaan bellen?”
Een ziek kopje dat maar net boven het dekbed uitkomt knikt. Jones verlaat de slaapkamer om een moment later zijn hoofd om de hoek te steken.
“Wil je wat eten?”
Ingrid schudt in eerste instantie haar hoofd, maar vraagt dan om een kop bouillon.

De telefoon doet het weer. Als Jones na een tijdje Ingrids dokter aan de lijn heeft, verteld hij hoe zijn patiënt ziek is geworden en op welke manier hij tot nu toe voor haar heeft gezorgd. De dokter geeft het advies om daar mee door te gaan en schrijft ondertussen medicatie voor die Jones straks kan ophalen.
“Als het hoesten erger wordt, bel me dan. Misschien is opname in het ziekenhuis nodig.”
In gedachten verzonken legt Jones de hoorn neer. Hij realiseert zich dat Ingrid en hij binnen vierentwintig uur tijd wel tweemaal door het oog van de naald zijn gekropen.

’s Middags belt Jones zijn baas op met de mededeling dat hij zijn woning is kwijtgeraakt. Hij heeft dan nog wel geen blik op zijn stacaravan geworpen, maar is ervan overtuigd dat er weinig van zijn onderkomen over zal zijn na het passeren van de tornado. Hij twijfelt even of hij over zijn reddende engel zal vertellen, maar besluit het toch te doen.
De baas van de drukkerij luistert aandachtig, waarna hij zijn medeleven uit.
“Ik hoor het al. Je kunt weer van voor af aan beginnen. Hartstikke vervelend voor je, Mitch. Hoeveel vakantiedagen wil je opnemen?”
“Twee of drie, kan dat? Ik moet nu vaart zetten achter het zoeken naar een woning. Maar ik zal ook nog wel een paar dagen voor mijn vriendin moeten zorgen, want ze is met die rit door het noodweer flink ziek geworden.”
“Longontsteking?’
“Het is kantje boord.”
“Neem jij maar eens een week vrij, Mitch. Die heb je, zo te horen, hard nodig en heb je verdiend bovendien. Dit jaar heb je nog geen enkele verlofdag opgenomen! Maar je hebt wel weet-ik-hoeveel overuren gemaakt. Hoe lang denk je dat vol te houden?”
“Ik wilde ze eigenlijk bewaren voor de verhuizing, want leven in die lekke caravan was geen pretje meer,” antwoordt Jones eerlijk.
“Als je een woning hebt gevonden, neem je eerst die overuren maar eens op. Daar komen we wel uit. Nou… sterkte, Mitch. Ik zie je over een week.”
“Bedankt voor uw begrip, meneer.”
Met een diepe zucht van opluchting verbreekt Jones de verbinding.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:27:32, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger

Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 20:22:22  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 7

Enkele dagen later, als Ingrid met een kuur van de dokter zienderogen opknapt, durft Jones haar een poosje alleen te laten en keert hij terug naar de plek waar hij tot voor kort woonde.
Onderweg ziet hij veel stormschade. De tornado heeft voor veel zwerfvuil gezorgd en dat ziet er opmerkelijk anders uit dan dat wat je gewoonlijk op straat ziet liggen. Wat er nu ligt… op straat, in tuinen… eigenlijk overal, zijn voornamelijk spullen uit verwoeste woningen. Beschadigde huisraad, natte kleding, speelgoed. Kortom veel dierbare kostbaarheden, al of niet duur, maar pijnlijk verloren gegaan in dit brute natuurgeweld.

Hoe dichter Jones bij de heuvel komt, hoe meer hij er tegenop ziet om alleen naar de plek des onheils te gaan. Met een slakkengangetje rijdt hij naar de plek langs de weg van waar hij het beste uitzicht heeft over de vallei en de heuvel waar ooit de stacaravans stonden. Zijn hart slaat een stuk sneller, hij durft bijna niet te kijken. Rondom hem liggen gekwetste natuur en menselijke eigendommen broederlijk samen op bijeen gewaaide hoopjes en dat aanzicht raakt hem diep.
Terwijl hij zijn motor uitzet, maant hij zichzelf tot rust. Met de ontspanningsoefeningen van de sportinstructeur in gedachte haalt hij een paar keer diep adem voor hij zijn hoofd weer opheft en besluit dat hij er klaar voor is. Hij stapt van zijn motor en laat zijn blik steeds verder de vallei in glijden.
De eerste trieste aanblik van de plek die tot voor kort zijn thuis was, doet hem slikken. Even dacht hij dat zijn caravan er nog stond, want zijn oog viel op één van de zilverkleurige wanden. Nu hij beter kijkt blijkt het niet meer te zijn dan een stuk wand dat klem zit tussen twee geknakte boomstammen. De begroeiing van de vallei en alle caravans die ooit allemaal hun eigen plek hadden op de heuvel… er is niets meer van over. De tornado heeft een spoor van vernieling achter gelaten en op deze plek een complete kaalslag veroorzaakt.
Tranen branden achter zijn ogen. Luidruchtig haalt hij zijn neus op. Jones staat op het punt in tranen uit te barsten nu hij zich realiseert hoe dapper Ingrid is geweest door hem en zijn hond daar net op tijd weg te halen. Het was hun dood geweest, waren ze daar gebleven. Heldhaftig slikt Jones zijn ontroering in, maar hij kan niet voorkomen dat er enkele tranen over zijn wangen biggelen.
“Dank je wel, lieve Ingrid,” mompelt hij met verstikte stem.

Een week later…
De zussen Ingrid en Melanie begroeten elkaar hartelijk en nemen plaats op de bank in de woonkamer. Gebruikelijke koetjes, kalfjes en familieaangelegenheden passeren de revue onder het genot van koffie en vers gebakken cake van Melanie.
“Nu Arthur weer druk aan het coachen is, heb ik me voorgenomen om elke week een avondje ergens naar toe te gaan. Vroeger ging ik vaak mee naar de racebaan…”
Melanie staart naar de haard terwijl ze terugdenkt aan een aantal jaren geleden toen haar man Arthur zelf racete. “Eerst vond ik het vooral gezellig, maar toen die bende zich met hem ging bemoeien en hem helemaal opeiste ging ik vooral mee om hem bij te staan en op te vangen als ze hem weer eens hadden toegetakeld.”
Met een diepe zucht komt Melanie terug in het hier en nu.
“Maar tegenwoordig kom ik daar alleen nog als hij bij een wedstrijd betrokken is.”
“En… waar ben je de afgelopen weken al naar toe geweest?” vraagt Ingrid belangstellend omdat ze begrijpt dat die beslissing niet gemakkelijk moet zijn geweest voor haar zus.
Tussen slokken van haar koffie door somt ze op welke vriendin, exbuurvrouw en bioscoop ze al heeft bezocht. Haar stralende blik maakt duidelijk dat ze ervan heeft genoten.
“En wat doe je dan vandaag hier? Ik ben maar gewoon je zus hoor!” reageert Ingrid met een geintje.
“Jij bent het extraatje van de week,” grijnst Melanie terug, “Gisteren ben ik naar de bowlingbaan geweest. Zeg, even wat anders… Wat doen al die dozen in je gang? Ben je een kamer aan het opknappen? Of heb je de zolder opgeruimd?”
Ingrid verslikt zich bijna in een slok koffie, want daar had ze niet bij stil gestaan: Melanie merkt alles op wat anders is dan anders. Ze schudt haar hoofd, ze kan maar beter een beetje eerlijk zijn.
“Ik help iemand in nood. Een kennis van me is zijn woning kwijtgeraakt door de tornado en ik heb hem boven een paar kamers aangeboden tot hij weer eigen woonruimte heeft gevonden. Vandaar die dozen.”
“Is het iemand die ik ken?”
Ingrid probeert dit onderwerp in te korten door de koffiekopjes op te stapelen. Terwijl ze de kamer uitloopt, zegt ze dat het iemand is die ze via haar werk kent. En dat is in feite de waarheid. In de keuken prevelt Ingrid een schietgebedje. Ze hoopt dat Jones vanavond heel lang moet overwerken en dat hij pas thuis zal komen als Melanie vertrokken is. Ze moet er niet aan denken dat Melanie Mitch tegen het lijf zal lopen. Hij is dan wel een stuk ouder en grijzer, maar zijn kapsel is nog steeds herkenbaar en zijn karakteristieke gelaatstrekken ook. Ingrid zucht eens diep en neemt frisdrank en glazen mee naar binnen.
Onderweg naar de kamer realiseert ze zich dat Ingrid, de herdershond, nog altijd in de tuin rondloopt. Jones heeft een hondenhok voor haar gemaakt, maar daar hoeft ze niet te slapen. ’s Nachts ligt haar kussen in de gang. Ingrid zet de glazen en de fles neer en roept de hond binnen. Ook van deze Ingrid krijgt Melanie een hartelijke begroeting. De hond zoekt haar favoriete plekje op en vleit zich op de schapenvacht neer met haar kop naar de twee babbelende vrouwen toe, waarbij ze met haar ogen het gesprek lijkt te volgen alsof het een tenniswedstrijd is.
Als het gesprek even stokt, valt Melanies blik op haar.
“Zeg, hoelang moet jij eigenlijk op die hond passen? Of heb je hem overgenomen van die collega?”
“Het is geen directe collega van me, meer een kennis,” verbetert Ingrid haar zus zo luchtig mogelijk. “Ik hoef niet op de hond te passen. Ze woont hier tijdelijk, samen met haar baas. Hun stacaravan is verwoest door de tornado.”
Melanie trekt een afkeurend gezicht.
“Met wat voor mensen ga jij tegenwoordig eigenlijk allemaal om?!”
Ingrid, die bij een kast staat om een schaal te vullen met chips, kijkt verbouwereerd om.
“Niet iedereen die in een stacaravan woont, is een zigeuner of alcoholist hoor!” dient ze haar zus van repliek. “Soms wonen mensen tijdelijk in een stacaravan omdat ze er financieel niet zo goed voorstaan of omdat ze na een gedwongen verhuizing nog geen andere woning hebben kunnen vinden.”
“En waar is die ‘kennis’ nu dan?” reageert Melanie een beetje gepikeerd.
“Overwerken.”
“Dus hij heeft wel een fatsoenlijke baan?!”
“Ja!” Ingrid staat met haar handen in haar zij voor haar zus. “Hij is zelfs bereid om kostgeld te betalen. Nou gerust?”
Haar zus lijkt gerustgesteld door dat antwoord, maar na een blik op haar horloge begint Ingrid zich toch wat zorgen te maken. Ze wil koste wat het kost voorkomen dat Mitch en Melanie elkaar in haar huis tegen het lijf lopen. Gelukkig kan ze erop vertrouwen dat zijn hond waarschuwt als haar baas in aantocht is.
Melanie hervat het gesprek door naar haar werk te informeren, een onderwerp waar Ingrid gretig op in gaat. In geuren en kleuren vertelt ze over de nieuwe generaal, de oefeningen die ze de laatste tijd hebben gehad, de nieuwe patrouillewagens en de renovatie van de kantoren. Ingrid doet enthousiast tegen haar zus, maar houdt ondertussen haar naamgenote op de schapenvacht scherp in het oog.

Buiten begint het al te schemeren als de hond ineens haar oren spitst.
“Momentje hoor zus…”
Ingrid staat op en pakt een stapeltje papieren van het dressoir.
“Even zijn post geven. Ik ben zo terug.”
De hond die al ongeduldig bij de deur staat, geeft ze een knuffel waarbij ze haar het commando ‘Op de plaats houden’ influistert.
De hond zet haar oren in ‘standje sip’, ze begrijpt niet waarom ze niet naar de voordeur mag, maar gehoorzaamt omdat ze de spanning van haar naamgenote voelt. Terwijl Ingrid de woonkamerdeur achter zich sluit, gaat zij vlak voor Melanie zitten. Zodra de vrouw zich beweegt legt Ingrid een poot op haar schoot. Na een aai over haar kop volgt de andere poot.
Terwijl Ingrid Melanie het gevoel geeft dat zij helemaal gecharmeerd is van de vrouwelijke gast, zorgt ze, inmiddels op de bank met haar beide poten dwars over de schoot van Melanie, ervoor dat zij de vrouw helemaal onder controle heeft.

Ondertussen snelt Ingrid naar buiten waar Jones zijn motor inmiddels in de garage heeft gezet. Na een vluchtige kus brengt ze hem op de hoogte van haar bezoek en vraagt ze hem om op zijn kamer te blijven totdat Melanie is vertrokken.
“Zo’n kat-en-muisspelletje kunnen we natuurlijk niet eeuwig volhouden, hé!” reageert Jones nuchter.
“Dat weet ik wel, maar vanavond heb ik nog even geen zin in gedoe,” verzucht Ingrid. “Ze heeft weer zo’n bui dat ze overal kritiek op heeft en als ze jou dan ook nog ziet lopen, dan blijft er niets van je over. Daar kan ik niet tegen.”
Ingrid loopt de hal binnen en wenkt Jones als de kust veilig is. Hij speelt het spelletje netjes mee, hij zegt goed verstaanbaar dat hij meteen naar boven gaat omdat ie moe is. Ingrid stuurt een kushandje naar hem toe terwijl hij de trap oploopt.

Met een zo neutraal mogelijk gezicht komt Ingrid de woonkamer binnen, hoewel ze nieuwsgierig is hoe haar viervoetige vriendin haar opdracht heeft uitgevoerd. Bij het zien van
haar tegen de rugleuning gedrukte zus en Ingrids triomfantelijke blik, kan ze een proestlach alleen met uiterste beheersing onderdrukken.
“Zeg, ga jij eens van de bank af!” zegt ze quasi verontwaardigd, terwijl ze de herdershond het liefst zou willen zoenen.
Ingrid haalt haar poten van Melanie’s schoot, maar blijft nog naast haar zitten.
“Kom eens hier, dit is jouw plek.”
Nu pas springt ze van de bank en neemt ze haar plekje bij de haard weer in.
Ondertussen neemt Melanie een gemakkelijker houding aan.
“Doet ie dat bij iedereen?!” vraagt ze, haar kleding afkloppend.
“Het is een teefje dat graag vriendinnen maakt,” lacht Ingrid terwijl ze hurkt. “Zo palmde je mij ook in, hè meisje?”
Ingrid streelt de hond als beloning voor het gehoorzamen, maar haalt ook een paar hondensnoepjes uit haar broekzak als extra beloning. Ze had haar opdracht niet beter kunnen uitvoeren.

Om geen argwaan te wekken, laat Ingrid het aan Melanie over wanneer ze wil vertrekken. Maar zuslief maakt geen aanstalten. Soms lijkt ze te luisteren naar de geluiden op de bovenverdieping. Zou ze wachten tot haar gast zich laat zien? Ingrids vermoeden wordt bevestigd als Melanie vraagt waar de man blijft.
“Hij is moe en kruipt meteen in bed, zei hij,” antwoordt Ingrid zo laconiek mogelijk. “Prima toch? Dan hebben wij een rustig meidenavondje.”
Met zichtbare teleurstelling staat Melanie op waarmee ze haar vertrek aankondigt. Als ze haar jas aan heeft kijkt ze op haar horloge.
“Arthur zal nu ook wel thuis zijn.”
Ingrid loopt een stukje met haar zus mee, haar auto staat op straat. Na een oppervlakkiger afscheid dan hun begroeting was, keert Ingrid terug naar de hal. In de deuropening blijft ze wachten tot ze Melanie kan uitzwaaien. Achter haar hoort ze Jones de trap af komen. Ingrid draait zich heel even om, genietend van de uitbundige begroeting tussen hond en baas die daar op volgt.
Ineens is daar de stem van Melanie. Ze roept dat ze haar handtas binnen heeft laten liggen. Vliegensvlug draait Ingrid zich weer om, maar ze is te beduusd en te laat om haar tegen te houden. Haar wereld staat stil als daar zich het gevreesde moment voordoet...
In het felle licht van de moderne kroonluchter in de hal, staan Melanie en Jones plotseling oog in oog met elkaar. In een fractie van een seconde beseft Ingrid dat haar zus dit zo heeft gepland. Ze moest en zou erachter komen wie haar logé is. De hal vult zich met spanning en de stilte lijkt uren te duren…
Met haviksogen monstert Melanie de lange man tegenover haar. Haar rechterarm komt langzaam omhoog met haar wijsvinger in zijn richting.
“Ik ken jou…”
Met de grimas van een gemene heks op haar gezicht draaien haar hersenen op volle toeren. Haar ogen vernauwen zich tot spleetjes terwijl ze een beetje in zijn richting neigt.
“Jij bent Jones!”
Ineens staat Melanie weer rechtop, maar nog volop gefocust op de man die ze hoopte nooit meer te zien.
“Ingrid, wat doet hij hier?!” vraagt ze streng zonder hem uit het oog te verliezen. “Je gaat me toch niet vertellen… dat hij… de logé is?!”
Ingrid staat aan de grond genageld en kijkt Jones, die de kalmte zelf is, hulpeloos aan. Hij steekt zijn hand naar haar uit, maar als ze geen voet verzet komt hij in beweging om zich bij haar te voegen.
“Blijf waar je bent!” krijst Melanie hysterisch.
Ze graait naar Ingrids pols en trekt haar bij hem vandaan. Dat doet Ingrid ontwaken uit haar angstroes. Ze trekt zich los en is in een paar stappen bij Jones. Nu ze haar zus recht aan kan kijken en de kalme, sterke Jones naast zich weet, gaat ze tegen haar tirade in.
“Doe normaal! Ja, het is Jones! Ja, hij is vrij! Hij heeft zijn straf uitgezeten. Hij is een nieuw leven begonnen.” Ingrid lijkt op een briesende bizon wanneer ze even diep ademhaalt. “Durf te oordelen en je zet hier nooit meer een voet binnen! Durf hem weg te sturen en ik krab je de ogen uit je hoofd.”
Ingrid trilt van woede, haar ogen spuwen vuur en haar tong ligt vol vlijmscherpe woorden. Ze voelt hoe Jones haar hand in de zijne neemt. Haar vingers lijken die van hem in een houdgreep te nemen.
Melanie kijkt van de één naar de ander, speurend naar twijfel in Ingrids ogen, zoekend naar kwaad in die van Jones. Ze vindt echter geen van beide. Jones straalt de kracht en moed uit van een musketier en Ingrid staat voor wat ze zegt. Ze verzet geen voet, maar door het wegebben van de schrik lijkt ze zich terug te trekken. Ongelovig flitsen haar ogen van de één naar de ander.
“Hoe lang is dit al aan de gang?”
“Dat gaat je niets aan.”
“Wat wil jij van mijn zus?”
Jones kijkt enkel opzij en schudt dan zijn hoofd.
“Niets. Ik wil haar alleen iets geven.”
“Wat heeft een vent als jij haar in hemelsnaam te bieden?!”
“Melanie?!” roept Ingrid verontwaardigd uit.
Jones kijkt de vrouw tegenover zich kalm, maar indringend aan en doet een stap naar voren ten teken dat hij zelf het woord doet.
“Liefde.”
“Huh! Van wie kun jij dat geleerd hebben?!” hoont ze terug.
“Van uw zus.”
“Als jij van Ingrid ook maar één haar durft te krenken, weet ik je te vinden!”
Met een dreigende blik en vinger op hem gericht, grist ze met haar andere hand haar handtas van de kapstok. Ingrid beseft dat haar zus wel heel erg precies wist waar die lag. Melanie vertrekt, maar in de deuropening draait ze zich nog even om.
“Ik hoop dat jij je verstand terugkrijgt,” bijt ze haar zus toe.

Als buiten het tuinhek in het slot valt, laat Ingrid Jones’ hand los en smijt ze de voordeur dicht. Verdwaasd blijft ze daar staan. Een stekende pijn doorklieft haar hartstreek, waardoor ze even naar adem hapt.
“Mitch, help,” fluistert ze.
Jones is in een paar grote stappen bij haar.
“Ik ben hier,” fluistert hij geruststellend hij als hij haar naar zich toe draait en in zijn armen neemt.
Ingrid leunt als versteend tegen hem aan. Ze staart met opengesperde ogen in het grote niets dat door de breuk met haar zus lijkt te zijn ontstaan. Dat Jones haar kalmerend over haar rug wrijft ontgaat haar.
Vanavond gebeurde waar Ingrid zo bang voor was. De beschermdrang van Melanie heeft gevaarlijke proporties aangenomen. Van haar moet ze kiezen en dat wil ze niet. Ze wil beide. Ze hoort beide te mogen hebben. Haar zus. En Mitch. Wat voor verleden hij ook heeft. Ze houdt van allebei. Op dat moment voelt Ingrid de warme handen van Jones en ontspant ze zich een beetje. Haar armen klemt ze om hem heen. Haar hele lichaam schokt, de tranen lijken vanuit haar tenen op te wellen.
Jones legt zijn hand om haar hoofd.
“Huil maar. Ik ben bij je en ik ga nergens heen.”

Die nacht staat Jones erop dat zijn hond bij haar slaapt. Ingrid vroeg of hij dat wilde doen, maar hij weigerde.
“Je moet niet alleen zijn nu, maar we gaan geen domme dingen doen, lieverd. Als er iets is, stuur je haar maar naar mij toe.”
Jones legt het hondenkussen naast haar bed en stuurt zijn viervoeter er op. Zodra hij echter de slaapkamer verlaat, staat ze op om dichter bij Ingrid te zijn. De hond voelt dat haar vriendin overstuur is. Na een blik op de deur sluipt ze om het bed heen, om er aan de andere kant voorzichtig op te springen en zich dicht tegen haar aan te nestelen.
Met haar armen om het dier heen valt Ingrid in een onrustige slaap.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:30:09, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 20:24:41  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 8

Jones maakt lange dagen bij zijn baas om geld en tijd te sparen voor een nieuwe woning, maar in de weekends zorgt hij ervoor dat hij bij zijn beide Ingrids kan zijn. Na de confrontatie met Melanie heeft hij nog meer vaart gezet achter het vinden van een nieuw onderkomen, want hij wil zijn vriendin niet tot last zijn.
Dagen was Ingrid van slag en maakte hij zich zorgen om haar. Daarna beleefden ze een paar rustige weken en nu lijkt ze opnieuw ergens mee te zitten.
Tijdens zijn lunchpauze loopt Jones een blokje om, om rustig na te denken. Op een bank in een parkje neemt hij diep in gedachte plaats naast een oude vrouw die kort, maar vriendelijk naar hem knikt. Jones buigt naar voren, zet zijn hoofd op zijn vuisten en laat het afgelopen jaar de revue passeren. Alweer twee jaar een vrij man en het geluk lijkt hem eindelijk toe te lachen. Een goede baan, een trouwe vriend, een lieve vriendin, een schat van een hond, alleen geen woning, geen eigen plek op deze aardbol. Dat is het enige waarbij hij telkens pech heeft. Jones schudt in stilte zijn hoofd. Hoe is dat toch mogelijk?! Zoekt hij dan naar de verkeerde woningen? Straalt hij nog steeds iets ‘slechts’ uit waardoor mensen hem niet vertrouwen? Is het zijn lange haar en zijn lange jas? Zijn motor soms? Jones neemt zich voor om de volgende keer in andere kleren en met zijn haar verborgen onder een hoed naar een bezichtiging te gaan. Wie weet levert hem dat dan eindelijk een woning op. Voor hij opstaat om terug te gaan naar het bedrijf wrijft hij over zijn gezicht en slaakt hij een diepe zucht.
“Heb je zorgen, jonge man?”
Jones kijkt verbaasd opzij. De vrouw kijkt hem open en glimlachend aan. Dan knikt hij en gaat tegen de leuning zitten. In een paar woorden verteld hij de oude vrouw waar hij mee zit.
“Misschien zoek je niet naar de verkeerde woningen, maar op de verkeerde plaats,” zegt de vrouw mysterieus. “Maar ik denk, dat je je bestemming wel zult vinden.”
Ze staat kalm op en knikt.
“Dag meneer, fijne dag verder.”
Jones kijkt haar verwonderd na. Wat wilde ze hem nu eigenlijk duidelijk maken? Zoekt hij in de verkeerde wijken?
Terwijl hij terugkeert naar zijn werk, groeit in hem het vertrouwen dat het allemaal goed zal komen. Voor hij de deur van het bedrijf opentrekt kijkt hij nog even in de richting van het parkje en ziet hij de vrouw weer voor zich. Hoofdschuddend stapt hij binnen. De rest van de dag brengt Jones fluitend door.

“Vind je dat vervelend?” vraagt Ingrid, zich bijna verontschuldigend, als ze die avond haar voornemen voor het weekend bekend maakt.
Jones schudt zijn hoofd. Het begint hem te dagen waarom Ingrid de laatste dagen weer zo stil was. Over twee dagen is het de sterfdag van Decker, haar man.
“Zal ik met je mee gaan? Of beter gezegd: Mag ik met je mee gaan?”
Jones verwacht dat ze zijn aanbod zal afslaan, maar ziet tot zijn verbazing hoe Ingrid aangenaam verrast opkijkt.
“Ja, dat mag. Ik wil je graag zijn graf laten zien.”
“Zou jij dan binnenkort een keer met mij mee willen gaan naar de plek waar… “ Jones slikt even. “… m’n caravan heeft gestaan?”
Ingrids ogen glijden aandachtig over zijn gezicht.
“Je bent er pasgeleden niet naar toe gegaan, hè? Ook al zei je van wel.”
“Jawel, ik ben er naar toe gereden, maar ben op de weg blijven staan. Ik kon het niet opbrengen om dichterbij te gaan kijken. Overal lagen spullen, huisraad, kleding en zo, misschien ook uit onze caravans. Van de mijne zit een stuk wand klem tussen twee omgewaaide bomen. Die aanblik was… eh.. behoorlijk confronterend, om het maar zo te zeggen.”

Zwijgend stappen ze die zaterdag uit de auto. Ingrid pakt een tasje en een plant en voegt zich bij Jones. Ze gaat hem voor naar het graf van haar overleden man, kolonel Decker van de militaire politie. Aan het begin van een pad wijst ze het aan, waarna Jones blijft staan.
“Ga maar. Neem gerust de tijd. Ik wacht wel.”
Hij wijst naar een bankje onder een boom en legt even een hand om haar bovenarm. Ingrid zit vol dubbele gevoelens, ze is blij dat Mitch begrijpt dat ze even alleen wil zijn bij het graf, met haar Roderick.
Als Jones zijn bankje heeft bereikt, draait ze zich om en slaat het pad voor haar in.
“Hi…Roderick… daar ben ik weer,” begroet ze Deckers graf met zachte stem.
Ze laat haar blik over de steen glijden, over de letters, de begroeiing. Uit de plastic tas haalt ze tuingereedschap en een doekje. Terwijl ze de planten rondom verzorgt, de grond aanharkt en de marmeren steen schoonmaakt, vertelt ze zachtjes wat ze doet en dat het er weer netjes uit gaat zien bij hem. Met haar vingers volgt ze de letters van zijn naam. Allerlei mooie herinneringen komen boven: beelden, maar ook gevoelens. Maar het oproepen van hun verleden doet al minder pijn dan vorig jaar om deze tijd. Ze ziet zichzelf nog zitten. Op haar knieën, in tranen, wanhopig zijn naam uitsprekend.
“Roderick,” fluistert ze, “ik moet je wat vertellen.”
Ze voelt tranen branden, maar voor ze een huilbui kunnen worden slikt ze hen weg.
“Dat vind ik best wel moeilijk, maar we waren gewend om eerlijk tegen elkaar te zijn, dus dat doe ik nu ook maar. Toen je ziek was drukte je me op het hart om open te staan voor een nieuwe liefde. Wat vond ik dat toen een verschrikkelijk idee, ik moest er werkelijk niet aan denken.”
Ingrid gaat op het randje van het graf zitten.
“Vandaag ben ik niet alleen naar je toe gekomen.”
Ze aanschouwt even haar nerveus friemelende vingers en gaat dan weer verder.
“Ongeveer een jaar geleden stond er plotseling een oude bekende bij me op de stoep, Roderick. Iemand die jij je vast nog zult herinneren. Het was Mitch Jones, de bendeleider van de Octopusbende. De man die zich in de rechtszaal voornam om ons trouwboekje op echtheid te zullen komen controleren als ie z’n straf uitgezeten had.”
Een glimlach glijdt over haar gezicht bij die herinnering. Jones probeerde Roderick uit te dagen tot hij werd weggevoerd. Enkele dagen daarvoor hadden ze al met elkaar gevochten.
“Jij hebt toen gewonnen, Decker, je hebt me vijftien jaar helemaal voor jezelf gehad.”
Ingrid trilt van emotie. Na een diepe zucht vervolgt ze haar bekentenis.
“Jones is mij nooit vergeten, zegt hij. We zijn het afgelopen jaar vrienden geworden. En wat ik niet voor mogelijk hield, is toch gebeurd, Roderick. Ik ben weer verliefd. Op Mitch, je concurrent.”
Ingrid kijkt naar de letters op de steen, ze lijkt te wachten op een ouderwetse uitbarsting van haar heethoofdige kolonel. Het is haar tweede natuur geworden om na een mededeling met ingehouden adem te wachten op een heftige reactie van haar man. Nu het stil blijft glimlacht ze om zichzelf. Als je zo lang met elkaar leeft, houd je gewoonten lang vast.
Daar zit ze nu, met verdriet om de ene man en vlinders in haar buik van de ander. Even worden deze tegenstrijdige gevoelens haar teveel. Ze verbergt haar gezicht in haar armen en laat zich even gaan.
Na een diepe zucht snuit ze haar neus en draait ze zich weer naar de steen.
“Ik vind het lief van je dat je me nieuw geluk, een nieuwe liefde gunde. Ik heb iemand gevonden met wie ik me gelukkig voel, maar toch voel ik me soms ook een beetje schuldig. Mocht je geschrokken zijn van het feit dat het Jones is, dan kan ik je gerust stellen, Roderick. Hij is lief voor me. We hebben de afgelopen maanden al een paar heftige dingen met elkaar meegemaakt. Hij werd dakloos door de tornado, waarna ik hem onderdak heb verleend. Hij en zijn hond hebben me door een nacht met hoge koorts geloodst. En Melanie en Jones zijn elkaar al tegen het lijf gelopen. Jij hebt nog een redelijk milde periode van haar meegemaakt. Haar bezitterig gedrag wordt steeds erger, Roderick.”
Ingrid staat op en laat haar blik keurend over het graf gaan. Dan pakt ze de nieuwe plant uit en zet die bij de steen neer.
“Kijk eens, die is voor jou. Er staan veel knoppen in, dus over een paar dagen zal hij wel in bloei staan.”
Roderick had geen groene vingers, maar kon wel genieten van bloesem in de tuin en van een mooie bos bloemen in een vaas.
“Vind je het goed als Mitch even komt kijken? Wees gerust, hij kijkt niet op je neer. Toen hij pas uit de gevangenis was, heeft hij je overlijdensbericht in de krant gelezen. Hij heeft het uitgeknipt en liet het me bij zijn eerste bezoek zien. Hij heeft een jaar gewacht voor hij me opzocht. Dat is wel respectvol van hem, hè?!”
Geknerp van steentjes doet haar opkijken. Met zijn handen in zijn broekzakken, zijn blik monsterend op haar gericht, komt Jones langzaam naderbij. Pas als Ingrid dicht bij hem komt staan legt hij even een hand op haar rug.
“Hoe gaat het?”
Ingrid knikt alleen en kijkt Jones een tijdje aan, alsof ze zijn gezicht weer helemaal in zich op wil nemen, nadat ze zich op iets anders heeft geconcentreerd. De vlinders laten zich weer volop voelen. De glimlach die om haar mond speelt wordt steeds groter. Ze schuifelt nog dichterbij. Jones legt zijn armen om haar heen. Dan kussen ze elkaar, uit respect voor Roderick, kort en teder. Ingrid pakt Jones’ hand en neemt hem mee tot bij het graf.
“Kijk Roderick: Mitch Jones, m’n nieuwe vriend.”
Een poosje blijven ze nog zo staan, tot Ingrid aangeeft dat het voor nu genoeg is. Ze draait zich om en loopt weg. Jones echter blijft nog even staan.
“Momentje, ik kom zo.”
Verbaasd vervolgt ze haar weg en besluit op haar beurt op het bankje te gaan zitten. Ze ziet Jones op zijn hurken zitten. Het lijkt wel of hij nu zit te praten tegen Roderick, maar dat zal ze zich wel verbeelden. Dat doet Jones vast niet, daar is ie te nuchter voor. Toch?

Als Jones naast haar komt zitten, probeert Ingrid van zijn gezicht af te lezen wat hij bij het graf heeft gedaan. Jones lacht om haar onderzoekende blik. Hij buigt zich met pretogen naar
haar toe en tikt met zijn wijsvinger zacht tegen haar neus.
“Dat zijn mannenzaken. Daar heb jij niets mee te maken.”
Ingrid kijkt hem verbluft aan, ze weet even niets te zeggen. Jones maakt gebruik van dat moment en kust haar.
Toen hij bij het graf stond, viel het hem op dat Decker in het zicht van zijn pensioen stierf en hij vraagt zich af hoe en waar hij zijn laatste adem heeft uitgeblazen. Jones werpt een blik opzij om in te schatten of hij Ingrid die vragen kan voor leggen. Ze ziet er opgelucht uit. Wie weet heeft het haar goed gedaan om haar ‘twee mannen’ met elkaar te ‘verzoenen’.
“Ik las net de geboorte- en sterfdatum van kolonel Decker. Ik heb wel eens gehoord dat voor mannen de jaren tussen je vijftigste en zestigste nogal risicovol zijn. In verband met je hart en zo.”
Hij stopt even om naar woorden te zoeken. Hij voelt dat ze naar hem kijkt.
“Mag ik weten hoe je man is gestorven?” vraagt hij met zachte stem. “Of vind je het moeilijk om erover te praten?”
Ingrid gaat recht op de bank zitten en zucht even.
“Ik had het je al eerder willen vertellen, met de motorrit, toen we bij het meer zaten, maar toen moest jij zo nodig over de bende beginnen.”
“O..”
Jones schrikt, hij is bang dat de sfeer nu bedorven is, maar Ingrid begint te vertellen en zijn vrees blijkt ongegrond.
“Roderick was meer dan een jaar ziek voor hij stierf. Hij heeft veel pijn gehad. Zijn motoriek ging snel achteruit. Op het laatst was hij helemaal afhankelijk van ons.”
Ingrid kijkt Jones even aan.
“Op het laatst was er een verpleegster van de kazerne voor de gespecialiseerde verzorging. Maar voor die tijd hielp ik hem. Roderick heeft zo lang mogelijk geprobeerd te werken, maar op een moment kon hij het echt niet meer. Hij had zoveel pijn en daardoor krachtverlies. Daarna raakte hij steeds meer verlamd.”
Ze staart een tijdje naar haar schoenen, terugdenkend aan de lange dagen en korte nachten die ze maakte in die tijd. Ze durfde Roderick maar amper alleen te laten en had dus op een moment zo goed als geen eigen leven meer. Al haar tijd en energie stopte ze in het verzorgen en gezelschap houden van hem. Uren hebben ze met elkaar gepraat. Samen hebben ze het hele proces van afscheid nemen doorgeworsteld.
Jones onderbreekt haar niet als ze zit te vertellen en houdt voortdurend zijn blik op haar gericht. Wat heeft ze een zware tijd doorstaan en veel opgeofferd.
“Een maand voor Roderick stierf was ik in slaap gevallen naast zijn bed. Hij maakte me wakker en zei dat ik hem iets belangrijks moest beloven. Hij wilde dat ik m’n best zou doen om opnieuw gelukkig te worden. Dat ik me op den duur weer moest openstellen voor een nieuwe liefde.”
Ingrid gaat terug in de tijd en voelt weer dat naderende afscheid. Ze bijt op haar lippen om niet te gaan huilen, want ze wil nog meer vertellen. Als ze haar emoties weer een beetje de baas is, gaat ze verder.
“Op dat moment vond ik dat zo gemeen. Het voelde alsof hij me wegstuurde, terwijl ik het liefst van elke seconde tijd die we nog kregen, uren wilde maken. Hij heeft het me net zo vaak gevraagd, tot ik het hem beloofde. En ik moest het echt plechtig beloven.”
Er rollen enkele tranen over Ingrids wangen. Jones schuift een beetje dichterbij en legt een hand op haar schouder. Dankbaar kijkt ze hem aan, maar dan, ineens, verandert haar oogopslag, alsof ze plotseling een ingeving krijgt. In de richting van Deckers graf werpt ze een verontwaardigde blik.
“Verdorie, Decker, het lijkt wel alsof je wist dat dit zou gebeuren!”
Ingrid snuift even om dat idee. Een glimlach breekt door op haar gezicht.
“Volgens mij bemoeit hij zich nog steeds met me.”
“Vind je dat erg?” informeert Jones.
Ze kijkt hem aan, buigt even quasi beschaamd haar hoofd en schudt dan ‘nee’.
“En jij?”
“Tot dusver doet ie het een stuk beter dan wat ik van hem kende,” antwoordt hij met veelzeggende blik.
Ingrid slaakt een zucht en vleit zich tegen Jones aan. Langzaam haalt hij zijn arm van de rugleuning af en legt hem om haar heen. Zo blijven ze een tijdje zitten. Stil met de stilte van het kerkhof. Gelukkig.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:31:42, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Sharey
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 20:36:30  Reageer met quote


Leeftijd: 59
Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 27-4-2008
Berichten: 1560
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 9.

Een dag later stappen Ingrid en Jones opnieuw in haar auto. Deze middag is de heuvel waar ooit een aantal stacaravans stonden hun bestemming.
Onderweg lijkt de grootste chaos van afval die de tornado veroorzaakte opgeruimd, maar de schade aan natuur en gebouwen is nog goed zichtbaar. Ingrid laat Jones aanwijzen op welke plek hij een tijdje geleden heeft staan kijken en parkeert daar haar auto.
Ze herinnert zich nog hoe stil hij was toen hij hier na het noodweer was geweest. Terwijl ze uitstappen, houdt ze hem in het oog. Ook vandaag zal het hem niet gemakkelijk vallen om de plek te zien waar hij, na bijna vijftien jaar gevangenisstraf, een nieuw leven begon.
Jones zet zijn zonnebril op en steekt zijn handen diep in zijn jaszakken. Dan steken ze de weg over. Doodstil staat hij daar. Ingrid laat hem met rust en laat haar blik door de vallei dwalen. Van de stukken bos op de heuvel liggen de meeste bomen omver. Van de stacaravans is niets over dan de betonnen rechthoeken waarop ze ooit stonden. Resten en ander afval liggen verspreid over het gebied. Beelden van haar kennismaking met Ingrid de herdershond en herinneringen aan het interieur van Jones’ onderkomen flitsen voorbij. De knusse plek aan de bosrand is weggevaagd.
Ingrid ziet hoe haar vriend nog steeds stil voor zich uit staat te staren en besluit om naar hem toe te gaan. Ze pakt zijn arm vast. Jones draait zijn hoofd naar haar toe, maakt zijn arm los en legt deze om haar schouders heen. Ze voelt meteen dat dit niet een gebaar is om haar te beschermen, maar zijn behoefte aan houvast bij het weerzien van deze mistroostige plek.
“Durf je het aan om dichterbij gaan kijken?” vraagt ze met zachte stem.
Jones knikt.
“Ik wacht in de auto tot je zover bent.”
Ingrid wil zich omdraaien, maar Jones pakt haar hand en trekt haar naar zich toe. Ze voelt hoe hij rilt en houdt hem stevig vast.
“Kom.”
Zo plotseling als hij haar in zijn armen nam, zo abrupt laat hij haar ook weer los. Dan pakt hij opnieuw haar hand en steken ze samen over naar de auto.

De slagregens tijdens de tornado hebben duidelijk hun sporen nagelaten. Het pad dat vroeger langs alle stacaravans leidde, zit vol enorme kuilen. Behendig manoeuvreert Ingrid haar auto er tussendoor. Langzaam naderen ze de plek des onheils.
Ingrid zet de auto op de uitwijkplaats die ze voorheen als parkeerplek gebruikte. In de vredige stilte van deze zondagmiddag is het moeilijk voor te stellen dat de natuur zich pasgeleden van een totaal andere kant heeft laten zien. Dicht bij elkaar lopen ze naar de geknakte bomen waar een stuk zilverkleurige caravanwand klem zit. De wind heeft de uiteinden gewoon om de stammen gekruld.
“Ongelooflijk…,” is het enige wat Ingrid kan uitbrengen.
Jones verlaat het pad. Tegen beter weten in speurend naar eventueel achtergebleven eigendommen, raapt hij zo nu en dan wat spullen op. Als ze hem niet bekend voorkomen laat hij ze weer uit zijn handen vallen en loopt verder.
Ingrid gaat bij de om boomstammen gekrulde caravanresten kijken. Het blijkt de wand met de voordeur te zijn. Boven de deur is het materiaal afgescheurd. Zoals dat een mp-agente eigen is, onderzoekt Ingrid de wand aandachtig. Het uiteinde dat om de linker boom gebogen zit, blijkt de muur van Jones slaapkamertje te zijn geweest. Resten papier van posters die tegen de kunststof binnenmuur geplakt zaten, laten nog vage contouren zien. De kleur en driekwart van de afbeeldingen zijn er door de harde regen afgespoeld. Als Ingrid voelt of er beweging in de wand zit, ziet ze dat er achter de boomstam een beter bewaarde kaart of foto zit. Hij zit niet op de muur geplakt zoals de posters, dat is hoopvol. Ingrid trekt haar jas uit. Met de stof als bescherming tegen de scherpe rand probeert ze het aluminium terug te buigen. Ze krijgt de wand niet van de boom af, maar ze creëert net genoeg ruimte om de afbeelding los te maken. Voorzichtig maakt ze het plakband los. Het volgende moment houdt ze een foto in haar handen. Het is Jones in gevangeniskleding op een groot grasveld en een herdershond naast zich. Zou dat Ingrid zijn? De foto zal wel zijn gemaakt tijdens het honden-trainingsproject. Opgewonden over het feit dat ze haar vriend iets waardevols kan teruggeven, zoekt ze hem op. Jones zit met zijn rug naar haar toe op de rand van de betonnen fundering, hij heeft een zware gereedschapskist bij zich staan, maar of er nog iets in zit is de vraag.
“Mitch?”
Ingrid gaat op haar hurken achter hem zitten.
“Kijk eens?”
Opgeschrikt uit zijn gedachten kijkt hij om. Ingrid houdt de foto voor hem. Ongelovig pakt hij hem aan.
“Waar heb je die gevonden?”
“Kom, dan laat ik het je zien.”
Als Jones de papierresten ziet, wijst hij aan waar welke poster heeft gezeten. Hij hoopt nog meer foto’s te vinden, want hij had er verschillende boven zijn bed opgehangen, maar bij deze ene blijft het.
Ze keren terug naar de gereedschapskist. Met zijn ene arm om Ingrid heen en in zijn andere
hand de foto van het project, vertelt Jones over de dag waarop de foto is genomen.
“Dit was de laatste training dag, vlak voor Inny en ik examen deden.”
Ineens geeft hij Ingrid een klinkende zoen op haar wang.
“Meisje, je moest eens weten hoe blij ik ben dat je deze hebt gevonden.”
Ingrid geniet van de opgetogen Jones. Hij lijkt in één keer een ander mens.
Een paar minuten later staat hij op.
“Ga je mee naar huis?”
Ingrid ziet een man voor zich staan die zijn oude plek heeft losgelaten. Het is goed geweest om hier terug te komen en afscheid te nemen. De zware, maar zo goed als lege gereedschapskist, gevonden tussen de omgewaaide bomen, nemen ze mee. Jones houdt de foto bij zich alsof het een trofee betreft. Telkens als hij ernaar kijkt, vormt zich op zijn gezicht een glimlach van oor tot oor.


Laatst aangepast door Sharey op 06-05-2024 12:32:52, in totaal 1 keer bewerkt

_________________
Verhaal van de maand = Het jaar rond Fanfictie in the picture!
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht MSN messenger
Flykie
BerichtGeplaatst: 01-06-2010 21:34:23  Reageer met quote


Generaal
Generaal


Geregistreerd op: 4-2-2007
Berichten: 4854
Woonplaats: Everywhere

Hiya Sharey,

Je hebt hem mij al laten lezen, maar ik vind het een prachtig verhaal.
Een echte aanrader voor fans die van romantiek en spanning houden.

Cheers,
Flykie

EDIT:
Heb ook op je poll gestemd Wink.

_________________
Col. John "Hannibal" Smith: Give me a minute, I'm good. If I've got an hour, I'm great. You give me six months, I'm unbeatable.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht Verstuur e-mail
sShareyY
BerichtGeplaatst: 01-05-2015 22:24:46  Reageer met quote


Luitenant
Luitenant


Geregistreerd op: 14-4-2014
Berichten: 132
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 10.

Sinds de confrontatie met Ingrids zus Melanie, zoekt Jones ijverig naar een nieuwe woonplek. Knipsels uit allerlei kranten bewaart hij in het kluisje op zijn werk. Als hij een geschikte woning ziet, gaat hij er na zijn werk zo snel mogelijk heen voor een eerste indruk. Als hem die aanstaat, neemt hij contact op met de makelaar. Na de ontmoeting met de oude vrouw in het park zoekt Jones in alle delen van de stad, want ergens moet toch haar voorspelde ‘bestemming’ te vinden zijn.
Dat er zo kort na zijn intrek bij Ingrid al spanning rondom zijn aanwezigheid ontstond, had hij niet verwacht. Dat wil hij zijn vriendin niet aandoen, ook al houdt Ingrid vol dat het aan haar zus ligt en niet aan hem. Het voelt ongemakkelijk dat Ingrid hem verdedigt, terwijl ze weet dat hij wel degelijk de reden is van haar zusters vijandigheid. Melanie zal in hem altijd de bendeleider van vroeger blijven zien en of hij de kans zal krijgen haar van mening te laten veranderen, betwijfelt hij. Als ze merkt dat hij geen misbruik maakt van Ingrids gastvrijheid, kan dat de gemoederen misschien kalmeren. Ingrid is te goed voor hem en zijn hond om zich daaraan schuldig te maken.
Om zijn goede wil te tonen, rijdt hij aan het eind van zijn werkdagen met een omweg naar
haar huis, telkens met de hoop die avond geluk te hebben. Als hij niet op tijd thuis kan zijn voor de maaltijd, laat hij Ingrid niet wachten, maar eet hij onderweg.
Toen hij enkele dagen geleden bij thuiskomst weer eens teleurgesteld een adres in zijn agenda doorstreepte, had Ingrid hem gerustgesteld.
“Je zit hier niet op een schopstoel, hoor. Zorg maar gewoon dat je iets vindt dat echt naar je zin is. Zo lang mogen jullie gewoon hier blijven.”

Een paar weken later…
Op een avond gaat Jones meteen na zijn werk terug naar zijn logeeradres. Hij is nog maar net in de hal als hij Ingrid al luid en verontwaardigd hoort praten. Een blik in de woonkamer vertelt hem dat ze een telefoongesprek voert en het wordt hem snel duidelijk dat ze haar zus aan de lijn heeft. Hij twijfelt of hij zal blijven luisteren en keert zich al om naar zijn kamer te gaan, maar iets houdt hem tegen. Misschien heeft Ingrid hem straks wel nodig.
“Nee, ik heb m’n verstand nog steeds niet terug. Tenminste niet het verstand dat jij bedoelt. Je hebt mijn gast beledigd, je hebt mij gekwetst en jezelf voor schut gezet door dat bezitterig gedrag van je. Toen Roderick zich zo gedroeg pikte ik dat niet en van jou pik ik dat ook niet. Ik ben een volwassen vrouw en…”
Ingrid luistert een moment en gaat er dan weer vol tegenin.
“Als ik voel dat iemand niet eerlijk is of als ik iemand niet vertrouw, dan nodig ik zo’n persoon niet uit om te komen logeren. Ook niet als ie in nood zit.”
Ingrid zucht demonstratief en schudt haar hoofd.
“Melanie, zo jaag je mensen weg. En nu probeer je zelfs iemand bij mij vandaan te jagen! Je hoeft mij niet meer te beschermen. Dat kan ik heel goed zelf. Ik ben agent, ik heb m’n vakkennis en m’n intuïtie. Bovendien loopt hier een hond in huis die als een barometer reageert op spanning of dreiging. Ik vertrouw er zelfs op dat ze mij zal beschermen als ze voelt dat haar baas mij kwaad zou willen doen.”
Blijkbaar gooit Melanie nog meer waarschuwingen en dreigementen in de strijd om haar zus te overtuigen zich te ontdoen van hem, want Ingrid stelt ijzig beheerst dat haar grenzen zijn bereikt en smakt daarna de hoorn op het toestel.
Briesend draait Ingrid zich om. Voor ze er erg in heeft botst ze bijna tegen Jones op.
“Sorry! Ik heb je niet horen binnenkomen,” verontschuldigd ze zich. “Ik geloof dat ik je niets meer hoef te vertellen, hè?!” zegt ze met een hoofdknik richting de telefoon.
“Ik heb jullie gesprek niet helemaal gehoord, maar het is me volkomen duidelijk dat je zus mij hier weg wil hebben,” antwoord Jones. “En wel zo snel mogelijk.”
Ingrid pakt de revers van zijn werkhemd vast en kijkt hem nog altijd strijdlustig aan.
“Laat het alsjeblieft uit je hoofd om naar haar pijpen te dansen. Ik ben hier de vrouw des huizes en als ik zeg dat je hier welkom bent, dan meen ik dat ook.”
Ze laat zijn hemd los en loopt naar de hal. Bij de deur draait ze zich om.
“Je stopt ontzettend veel tijd in het zoeken naar woningen. Dat en al die afwijzingen maken je soms hartstikke moe, Mitch. Laat Melanie in haar sop gaar koken. Wat mij betreft stop je voorlopig met je huizenjacht.”
Jones laat haar woorden even bezinken. Hij heeft geen zin om als speelbal te dienen tussen twee ruziënde zussen en gelooft ook niet dat Ingrid zei dat hij voorgoed op haar logeerkamer mag blijven wonen. Hij besluit verstandig te zijn en gewoon door te gaan met zoeken.

In de keuken hoort Ingrid haar eigen woorden naechoën in haar hoofd.
“Wat zei ik nou? Mag Jones stoppen met zoeken naar huizen? Meen ik dat of wil ik Melanie gewoon dwarszitten door hem zo lang mogelijk hier te laten logeren?”
Het dringt tot haar door dat dit niet zo’n slimme uitspraak was en bloost ervan.
“Misschien heb ik Mitch wel op het verkeerde been gezet. Nee, het is beter dat hij toch een eigen woning gaat zoeken. Daar hoeft onze relatie niet onder te lijden.”
Haar hoofd draait overuren om de chaos van het leven van dit moment zo verstandig mogelijk te benaderen.
Onder het koken stelt ze zich voor hoe het zal zijn als hij en Ingrid binnenkort verhuizen. Het stemmetje van binnen laat zich opnieuw horen.
“Dan wordt het hier weer stil in huis… Ingrid blaft niet als ik thuis kom… Geen zoen van Mitch bij thuiskomst of vertrek… Geen praatje meer onder het eten… Niet meer hand in hand Ingrid uitlaten… Niet meer dagelijks knuffelen voor het slapen gaan…”
Ingrid schudt haar hoofd om de beelden die haar verdrietig maken uit haar gedachten te bannen. Waarom voelt het plotseling alsof Mitch en Ingrid nu al zijn vertrokken? Stille tranen rollen over haar wangen.
“Ik moet ze even zien,” mompelt ze, “alleen dan raak ik dit rotgevoel kwijt.”
Met haar mouw veegt ze de tranen van haar gezicht, waarna ze het fornuis af zet en de keuken uit snelt.
“Ingrid?! Waar ben je?” vraagt ze met trillende stem in de gang.
Pas als ze in de woonkamer opnieuw haar naam noemt, komt de herdershond uit de tuin naar binnen. Tevergeefs remmend glijdt ze pardoes tegen haar vriendin aan, zodat Ingrid zich moet vasthouden aan de bank.
“Hé, racemonster, kom eens hier.”
Bij de schapenvacht voor de haard gaat ze op haar knieën zitten en omhelst de hond. Opnieuw wellen tranen op, want ze moet er niet aan denken dat ze dit binnenkort niet meer kan doen.
“Waar is je baas? Zoek Mitch!”
De herdershond draait zich om en galoppeert naar buiten. In de tuin maakt ze een pirouetje en blaft een keer alsof ze ongeduldig roept: “Kom dan!”
Ingrid volgt haar naar de garage waar Jones in een hoekje aan zijn motor sleutelt. In de deuropening blijft ze staan om stilletjes naar haar knappe motorrijder te kijken.

Als Jones hondenpootjes hoort naderen, kijkt hij even op. Ingrid begroet hem met een lik over zijn wang.
“Dag lief meisje van me, pas op dat je niet onder de zwarte troep komt te zitten,” zegt hij terwijl hij haar met één arm om haar nek op veilige afstand van de motor houdt.
Ingrid gaat naast haar baas zitten. Op die plek werpt ze regelmatig een blik achterom naar de open deur waar haar vriendin is achter gebleven. Op een moment dat Jones naar een stuk gereedschap reikt, valt hem dat op en volgen zijn ogen de richting van haar neus. In de deuropening ontdekt hij het silhouet van Ingrid.
Met een ondeugende doch lieve opmerking begroet hij haar vrolijk en vraagt daarna netjes of ze hem komt roepen voor het eten. Hij verwacht dat Ingrid gevleid door het complimentje een zoentje komt stelen, maar ze blijft echter als bevroren in de deuropening staan om ineens net zo stil te vertrekken als ze was gekomen. Verbaasd kijkt hij haar na. Ze is sterk en gaat vurig tegen haar zus in, maar toch raakt ze van slag door die discussies. In gedachten verzonken raapt hij de gebruikte sleutels op en bergt ze op in zijn gehavende maar geliefde gereedschapskist.

Ingrid schrok wakker uit haar dromerige bui toen Jones haar plotseling aankeek en haar deed smelten met zijn lieve woorden. Als ze had gedaan wat haar hart haar ingaf, zou ze hem hebben doen beloven om nooit meer weg te gaan. Ze had zich echter voorgenomen verstandig te zijn, dus keerde ze terug naar de keuken.
Daar maakt ze opgelucht en opgelaten tegelijk de maaltijd af.
Haar hart bonst nog altijd onstuimig als in de hal hondenpootjes en voetstappen klinken.
Voor Jones iets kan zeggen staat Ingrid voor hem en legt een vinger over zijn lippen.
Haar “Sorry voor …eh… je-weet-wel … van daarnet,” vult ze aan met een kus, waarna ze hem opnieuw liefdevol het zwijgen oplegt en vervolgt met ”maar dank je wel voor je ondeugende complimentje.”
“Aha…” begint Mitch met pretoogjes, “dus je hebt …”
Verder komt hij niet, want Ingrid slaat haar armen om hem heen en neemt hem mee in een hartstochtelijke zoen.
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht
sShareyY
BerichtGeplaatst: 01-06-2019 17:31:06  Reageer met quote


Luitenant
Luitenant


Geregistreerd op: 14-4-2014
Berichten: 132
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 11.

Sinds die dag pakt Jones het anders aan. Twee avonden per week komt hij later thuis onder het mom van overwerk. Op maandagen maakt hij daadwerkelijk extra uren bij zijn baas, maar op donderdag stapt hij na het werk op zijn motor en bezichtigt telkens twee of drie woningen. Dat hij niet helemaal eerlijk is tegen Ingrid zit hem niet lekker, maar op deze manier komt hij wel beide zussen tegemoet. Hij zoekt, maar doet alsof hij daarin een pauze neemt. Hij schudt het hoofd om zijn eigen gedrag. In wat voor bochten moet je je buigen om het vrouwen naar de zin te maken, vraagt hij zich zuchtend af. Maar wat hem ook bezighoudt is de vraag: Hoe vertel ik het Ingrid als ik op een dag een geschikt huis kan kopen?

Weken later op een donderdagavond…
Ingrid is klaar met eten en zet de voerbak van Jones’ hond op de grond. Gewoonlijk staat die te popelen om te kunnen eten, maar nu laat ze zich niet zien.
“Ingrid, eten!”
Voetje voor voetje komt de hond de keuken binnen. Haar ogen staan droevig en haar oren doen mee. De hond sjokt naar haar bak, ruikt er een keer aan en draait zich om. Aan de andere kant van het vertrek ploft ze neer. Met de kop tussen haar poten kijkt ze lodderig voor zich uit. Ingrid knielt bij haar neer.
“Ben je ziek, meisje?” vraagt ze over haar kop strelend.
De herdershond laat een zacht gegrom horen en ook haar darmen maken geluid. Ingrid besluit Jones te bellen om te vragen wat hij in zo’n geval doet.

Vijf minuten later in de woonkamer…
“Maar meneer... Mitch werkt op donderdag toch ook tot een uur or tien? Hoe laat is hij dan vertrokken?” vraagt ze verbaasd aan de afdelingschef.
De man vertelt dat Jones net na zes uur de drukkerij verliet en ging doen wat hij de laatste weken steeds op donderdagavond deed: naar huizen kijken. Vandaag had hij iets op het oog waar hij serieus zijn zinnen op had gezet, volgens de chef.
In slow motion legt Ingrid de hoorn neer. Overdonderd door het feit dat Jones tegen haar liegt over de donderdagavonden en zwijgt over zijn doorlopende zoektocht, voelt ze hem door haar vingers glippen. Ze laat zich op de bank vallen en staart voor zich uit. Het vooruitzicht van een leeg en stil huis maakt haar al niet blij, maar deze ontdekking, dat hij voor het eerst niet eerlijk tegen haar is, doet haar het meeste pijn. Voor ze begint te snikken rollen er al tranen over haar wangen. Ze gaat naast de zieke hond op de grond zitten.
“Hé, meisje, voel jij soms dat jullie hier binnenkort weg gaan? Ben je daarom ziek?”
De herdershond krabbelt overeind, steekt haar kop onder Ingrids arm en jankt een beetje.
“Jij wilt hier helemaal niet weg, hè? En weet je wat? Ik kan jou ook niet meer missen.”
Ingrid slaat haar armen om haar nek en verbergt haar gezicht in de volle kraag van het dier. Hoe harder zij huilt, hoe harder de hond meedoet, maar dan op haar manier.

Een kwartier later staat Ingrid op met dikke rode ogen. Nu ze haar eerste schrik en verdriet kwijt is, voelt ze woede opkomen. Vreemd genoeg is ze niet kwaad op Jones. Eigenlijk begrijpt ze wel waarom hij zijn huizenjacht verzwijgt. Het is haar zus van wie ze op dit moment het bloed kan drinken. Melanie lijkt haar doel bereikt te hebben en dat zal ze haar dan maar eens onder haar neus wrijven. Zodra aan de telefoon de eerste harde woorden vallen, sluipt de hond de kamer uit, de tuin in.

Diezelfde avond een paar straten verderop…
Jones parkeert in een rustige straat. Zijn lange haren hangen vandaag in een staartje op zijn rug en hij laat zijn lange leren jas achter bij zijn motor. Hij voelt dat hij deze keer een goede kans maakt en verheugt zich erop om binnen te kijken bij de woning die hij op het oog heeft.
Op de stoep van een alleraardigst cottageachtig woninkje wacht Jones op de makelaar die hem een rondleiding zal geven. Hij heeft al een rondje om het leegstaande huis gelopen en hier en daar verliefde blikken naar binnen geworpen. Als de makelaar arriveert, begint Jones’ hart sneller te kloppen, zal het vandaag dan eindelijk gaan gebeuren? Zal hij eindelijk zijn voorspelde bestemming vinden?
Tijdens de rondleiding heeft Jones moeite om naar het verhaal van de makelaar te luisteren. In elke ruimte proeft hij de sfeer. Na elke kamer wordt hij enthousiaster. Op de bovenverdieping geniet hij bij elk dakraam van het uitzicht.
“En dan komen we nu in de mooiste kamer van het huis.”
De makelaar opent de laatste deur op de overloop en glimlacht als zijn dagdromende klant als in extase om zich heen kijkt. Jones stapt met grote passen op één van de dakkapellen af en maakt het raam open. Hij geniet van het mooie groen en ontdekt een vijver met ganzen en eenden. Als hij zijn blik nog wat verder laat dwalen, stokt zijn adem en gaat er een pijnlijke steek door zijn hart. Jones knippert met zijn ogen. Ziet hij dat goed? Staat daar het huis van … Hij knippert nog een keer, maar ziet nog steeds hetzelfde. De glimlach verdwijnt van zijn gezicht. Hij dacht het huis van zijn dromen gevonden te hebben en dan staat daar in de verte het huis van Ingrid. De vrouw waar hij met de dag gekker op wordt, maar bij wie hij niet kan wonen, omdat haar zus hem niet accepteert. Maar wat voelt hij zich thuis, daar onder dat grijze dak.
“Misschien zoek je op de verkeerde plek…”
De woorden van de oude vrouw in het park echoën opnieuw door zijn hoofd.
“Nu nog steeds? Waarom dan? Waar moet ik dan zoeken?” vraagt een wanhopig stemmetje van binnen.
Gebiologeerd staart Jones naar het hem inmiddels zo vertrouwde huis in de verte. Hij voelt hoe hij verlangt naar die plek, daar waar zijn Ingrid en Ingrid zijn.
“Meneer…?”
De makelaar haalt Jones terug naar het hier en nu. Hij wil weten of meneer nog vragen heeft en wat hij van het huis vindt.
“Eh… vragen? Nee.”
Het kost hem moeite om zijn ogen van het huis in de verte af te houden. Langzaam komt Jones tot zichzelf. Hij merkt dat het enthousiasme over dit mooie huis totaal is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor haast om zo snel mogelijk naar huis te gaan. Naar huis? Hij moet toegeven dat dat precies is wat hij voelt.
De hoopvolle makelaar somt nog een paar wetenswaardigheden en voordelen op om Jones over de streep te trekken en kijkt dan ook vreemd op als deze hem gehaast een hand geeft en zich uit de voeten maakt.
Jones haast zich terug naar zijn motor om even later luidruchtig weg te scheuren. Voor hem geen bezichtigingen meer vanavond. Hij gaat naar huis.

Met bonzend hart rijdt hij de oprit op. Tijd om de motor in de garage te zetten gunt hij zich niet. Hij rent naar de voordeur om Ingrid zo snel mogelijk te vertellen wat hij vanavond ontdekte.
In de hal doen verontrustende klanken hem de pas inhouden. Geruisloos, om het gesprek te kunnen blijven volgen, nadert hij de woonkamerdeur waar hij met zijn rug naar de muur blijft staan luisteren. Uit de reacties van Ingrid maakt hij op dat ze een telefoongesprek voert waarbij zij veel kritiek over zich heen krijgt. Met toegeknepen ogen en gebalde vuisten hoort hij het aan.
“Dat zal Melanie wel weer zijn,” mompelt hij.
Het liefst zou hij de telefoon uit Ingrids handen rukken en haar zus de wind van voren geven, maar daarmee zou hij zijn vriendin beledigen en dat is het laatste dat hij wil.
Plotseling veert hij op als hij hoort hoe Ingrid het, in de verhitte discussie met haar zus, met een passioneel betoog voor hem opneemt.

“Goede avond Melanie. Ik wil je meedelen dat je het voor elkaar hebt! Mitch zoekt naar huizen alsof zijn leven ervan afhangt. En daar moest ik vanavond achterkomen via zijn chef.”
“Zie je nu eindelijk in dat hij niet zo betrouwbaar is als jij denkt? Als hij dat al voor je verzwijgt, wat is dan het volgende?! Vergeet niet wat hij is geweest en wat hij heeft gedaan.”
“Als er iemand weet hoe hij in elkaar zit, dan ben ik dat en niet jij. Jij leeft niet met hem, jij praat niet met hem, jij… jij herinnert je alleen de oude Jones. Maar mensen kunnen veranderen, Melanie! Hij ook! Hij blijkt een goed mens te zijn.”
“Laat je toch niet zo inpalmen. Als hij straks een huis heeft, is ie op een dag verdwenen en al jouw kostbare spullen ook. Let maar op mijn woorden.”
“Jij snapt er niets van, hè?! Je schildert Mitch nog steeds af als een crimineel, terwijl hij dat helemaal niet meer is. Totaal niet. Hij is niet meer de Jones die jij willens en wetens blijft herinneren.”
“Dat kan allemaal best zo zijn, maar weet jij dan nu al wie de nieuwe is? Heeft hij je al zo om zijn vinger gewonden, dat je niet meer objectief kunt kijken? Hij logeert bij je, maar vertelt je niet eens dat hij ijverig naar huizen zoekt?! Nee Ingrid… daar zit een luchtje aan. Als ik jou was, hield ik hem goed in de gaten en zou ik hem alleen maar aansporen om te vertrekken.”
“Je begrijpt er echt helemaal niets van, hé Melanie! En daarom moet je nu stoppen met je te bemoeien met mijn leven. Hoor je wat ik zeg?! Door dat extreme wantrouwen verwoest je op den duur mijn leven! Of is dat wat je wilt bereiken? Je wilt een man wegjagen die goed voor me is. Een man met wie ik me gelukkig voel. Iemand alles voor mij betekent!”
Na deze bekentenis zwijgt ze even, alsof ze bij zichzelf te rade gaat of ze die woorden terecht heeft uitgesproken. Meer tegen zichzelf dan tegen haar zus beaamt ze wat ze in haar hele wezen steeds duidelijker voelt.
“Ja! Ik hou van hem!”
Melanie weet echter van geen wijken en blijft op Ingrid inpraten om ex-bendeleider Jones bij haar uit huis te krijgen.
“Hou op! Ik weet dat je me wilt waarschuwen! Ik weet dat je me wilt beschermen! Maar luister nou eindelijk eens een keer naar mij! Deze keer zit je fout, Melanie! Helemaal fout! Je doet me pijn! En verdriet! Waarom gun je mij geen geluk?! Als je zo doorgaat, wil ik niets meer met je te maken hebben.”
Ingrid smakt de hoorn op de haak en kruipt snikkend van frustratie in een hoek van de bank.
“Mitch,…alsjeblieft… ga niet bij me weg,” prevelt ze, omhoog kijkend alsof ze haar woorden als een smeekbede naar hem toe stuurt, onwetend van het feit dat hij dichterbij is dan ze denkt.
Voorzichtig kijkt Ingrid de herdershond om de open tuindeur. De agressieve woordenwisseling is voorbij, nu durft ze weer binnen te komen.
Dan gaat de telefoon.
Geschrokken kijkt Ingrid naar het toestel. Is Melanie nu nog niet klaar met onrust stoken? Zal ze dan wel opnemen? De telefoon blijft maar rinkelen, dus neemt ze toch maar op, vurig hopend dat ze Jones aan de lijn krijgt. Haar adem stokt als ze opnieuw de stem van haar zus hoort.
“Ingrid, niet schrikken, niet ophangen. Nu wil ik toch wel eens weten wat je in hemelsnaam in die … in hem …ziet.”
“En waarom zou ik jou dat vertellen?” vraagt Ingrid op haar beurt wantrouwend.
“Waarom… Nou… omdat ik er beduusd van ben hoe hartstochtelijk je over die … sorry, over hem… praat. Dus … kom … vertel eens dan.”
Ingrid kijkt verbaasd naar de hoorn, want ze gelooft haar oren niet.
Nog op haar hoede start Ingrid haar relaas met gebeurtenissen uit het verleden: wat ze Roderick op zijn sterfbed moest beloven… hoe Mitch haar adres vond… over hun eerste ontmoeting…
Ondertussen wenkt ze de herdershond en nodigt haar, tegen alle gewoonten in, uit op de bank. Met haar arm om de hond heen laat Ingrid ook een paar hoogte - en dieptepunten van het afgelopen jaar passeren, maar ze kiest haar woorden heel zorgvuldig.
Melanie onderbreekt haar niet één keer.
“Ben je er nog?”
“Ja Ingrid, ik luister.”
“Oké…”
Nog altijd vol ongeloof haalt Ingrid een keer diep adem en vervolgt dan haar betoog.
“Na onze vorige discussie heb ik tegen Mitch gezegd dat hij wel een tijdje mocht stoppen met zijn zoektocht, maar eigenlijk hoop ik dat hij en zijn hond voor altijd hier blijven. Pasgeleden stelde ik me voor hoe het zou zijn als ze weer zouden vertrekken …”
Ingrid probeert de spanning die ze voelt opkomen bij die herinnering weg te puffen.
“en dat deed zo’n pijn!”
“Zusje, luister eens. Ga naar hem toe en zeg dat dan maar gewoon.”
“Dat zou ik ook zo graag doen, ik weet alleen niet waar hij nu is!”
Er valt een korte stilte.
Maar… geloof je me nu eindelijk? Kun je het accepteren dat Mitch mijn nieuwe liefde is? Gun je me dat?”
“Geef me de tijd, maar ik zal m’n best doen.”
“Meen je dat?”
“Ja.”
Het telefoongesprek krijgt een andere toon en de zussen blijven nog even met elkaar praten.
Ondertussen spitst herdershond Ingrid haar oren. Hoort ze het goed? Is dat het fluitje van haar baas?
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht
sShareyY
BerichtGeplaatst: 01-07-2023 11:52:17  Reageer met quote


Luitenant
Luitenant


Geregistreerd op: 14-4-2014
Berichten: 132
Woonplaats: Tilburg

Hoofdstuk 12.

Jones, met ingehouden adem luisterend naar de geëmotioneerde stem van zijn vriendin, wacht de afloop van het telefoongesprek niet af. Zodra hij Ingrid hoort zeggen dat zij van hem houdt en dat ze hem en Ingrid niet meer kwijt wil, vertrekt hij weer.
Eenmaal buiten grijpt hij zijn hoofd vast, van opluchting en opwinding tegelijk. Wat een avond! Ingrid blijkt net zo stapelverliefd te zijn op hem als hij op haar. En ze beseffen allebei dat ze elkaar niet meer kunnen missen.
Ook hoorde hij haar iets zeggen dat een kwartje op z’n plaats deed vallen. Nu begrijpt hij waarom Ingrid pasgeleden in de garage zo stil naar hem stond te kijken.
Zijn hersenen werken op volle toeren, want hoe nu verder? Enerzijds wil hij nu dolgraag naar haar toe, maar niet met lege handen. Hoe kan hij deze avond een beetje feestelijk maken?
Met het fluitje aan zijn sleutelbos roept hij zijn hond op. Het duurt even voor Ingrid hem heeft
gevonden, maar dan stormt ze op hem af en springt in zijn armen. Na deze uitbundige begroeting zet hij haar op de grond en moet ze gaan zitten.
“Luister!” begint hij streng, “Ik ga boodschappen doen. Wacht buiten op mij. Als ik terugkom roep ik je met het fluitje.”
Ingrids kop kantelt bij elke zin die hij tegen haar spreekt.
“Straks gaan wij samen onze vriendin verrassen. Niets verklappen, hè?!”
Jones geeft zijn hond een knuffel en stuurt haar de tuin in.
Zonder te starten rolt Jones zijn motor van de oprit af, terwijl hij zich suf piekert waar hij op dit uur van de dag nog terecht kan om zijn plan uit te voeren. Op straat start hij de motor en haast zich naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum.

Met een zucht legt Ingrid eindelijk de hoorn neer. Ze voelt zich leeg en moe van alle spanning en emoties. In de badkamer gooit ze koud water in haar gezicht om haar rode ogen te koelen en haar witte gezicht wat kleur te geven. In haar hart leeft de vrees dat Mitch vanavond thuis zal komen met het bericht dat hij een huis heeft gevonden. Zal ze dan toch durven vragen of hij voorgoed bij haar wil wonen?
In gedachten verzonken gaat ze naar beneden. In de keuken zet ze een pot verse thee die ze meeneemt naar de woonkamer. Blazend in haar beker, probeert ze zich te concentreren op een verhaal in een tijdschrift.

Net voor sluitingstijd arriveert Jones bij een grote supermarkt, waar hij aan een meisje van de plantenafdeling vraagt of ze nog bloemen heeft. In de koeling staan nog enkele emmers met wat er vandaag overbleef, maar van haar baas mag ze er geen boeket meer van maken. Jones vindt dat geen probleem, het belangrijkste is dat hij iets moois heeft gevonden.
“Heb je misschien ook nog wat rozen?” vraagt hij met bijna smekende ogen. “Twee stuks is genoeg.”
“Rode, meneer?” vraagt ze met een glimlach.
Jones knikt alleen maar.
Even later rolt het meisje alles in een stuk papier en overhandigt de bestelling aan de blijde stoere man. Ze legt in enkele woorden uit hoe hij van al die losse bloemen een boeket kan maken en stopt nog snel een stuk lint in zijn jaszak, want hij heeft zijn handen vol. Voor ze de glazen deuren dichtschuift, kijkt ze hem met voldoening na, want wat is er mooier dan een werkdag afsluiten met zo’n dankbare klant.

Zo stil als Jones vertrok, zo stil komt hij ook de poort weer binnen. Met het fluitje roept hij Ingrid op. In de garage ontdoet hij de rozen van de doorns, waarna hij er één voor haar neus houdt. Hij hurkt bij haar neer, maakt duidelijk wat hij van haar verlangt en laat duidelijk zien waar hij haar roos neerlegt. Daarna begint de herdershond aan haar missie.
Jones spreidt het papier van de bloemen uit op de grond en sorteert daar de bloemen op kleur, zoals het meisje in de winkel hem adviseerde. Over zijn kin wrijvend vraagt hij zich af hoe te beginnen. Zijn nog altijd onrustig kloppende hart vertelt hem dat hij tot actie moet overgaan. Het duurt even voor hij de lange stengels in het gareel krijgt, maar dan krijgt hij er handigheid in. Wanneer hij het er warm van krijgt, zoekt hij naar een plek waar hij zijn werkstuk kan neerleggen zonder dat het uit elkaar valt. Snel trekt hij zijn leren jas uit en pakt de bloemen weer op. Als de bos te groot wordt om met één hand vast te houden, legt hij die neer op het papier al waar hij de laatste bloemen toevoegt. Met zijn arm veegt hij het zweet van zijn voorhoofd voor hij het lint uit zijn jaszak haalt. Gelukkig is het lang genoeg om het dubbel om de bloemstelen te wikkelen. Met het puntje van zijn tong tussen zijn tanden maakt hij er een mooie strik van.
“Fjoew! Nooit geweten dat bloemschikken zo’n karwei is,” mompelt hij tegen zichzelf.
Voorzichtig raapt hij zijn werkstuk op en knikt tevreden over het resultaat. Hier kan hij mee voor de dag komen.

Plotseling schrikt Ingrid op door geblaf. Als dat steeds indringender klinkt, staat ze op en neemt een kijkje in de tuin.
“Hé, meisje, wat is er aan de hand?”
De herdershond hinkelt op drie poten naar haar toe. Ingrid snelt op haar af.
“Blijf! Ga maar zitten.”
De hond gaat echter op haar zij liggen en laat rustig al haar poten inspecteren. Ingrid vindt echter niets: geen steentjes, geen doorntjes en geen kloofjes. Zelfs geen gekneusde teen.
“Je houdt me voor de gek. Er is niets aan de hand met je poten.”
“Woef!” antwoord ze terwijl ze soepel als altijd opspringt.
Dan rent ze naar de andere kant van de tuin en verdwijnt daar uit het zicht.
Verbaasd kijkt Ingrid haar na.
Het is een fijne zachte avond. Ze besluit buiten te blijven en gaat op het bankje in de zon zitten. Terwijl ze met haar ogen dicht geniet van de aangenaam geurende rozen om haar heen, komt ze een beetje tot rust.

Als de zon achter een boom verdwijnt, staat Ingrid op om een rondje te maken langs de kleurrijke perken in haar tuin. Hier en daar haalt ze dode blaadjes of een verlepte bloem uit een plant. Ze bewondert een dikke hommel die een bloemkelk in kruipt en volgt met haar ogen twee om elkaar heen buitelende vlinders tot ze voetstappen hoort.
Daar komt hij aan, in vol ornaat, de knappe Mitch Jones, met zijn lange grijzende haren en zwarte motorjas wapperend in de avondbries.
“Hallo schoonheid,” groet hij haar met een kus en de handen op zijn rug.
Ingrid slaat haar armen om zijn nek en zegt opgelucht: “Ik ben blij dat je er bent.”
Stralend kijkt hij haar aan terwijl hij een grote bos bloemen tevoorschijn haalt. Een kleurrijk boeket samen gebonden met een grote gele strik.
“Kijk eens! Een cadeautje van Ingrid en mij.”
Haar hart maakt een extra roffeltje als ze zijn brede glimlach ziet, maar wat betekent die vanavond?
“Om je te bedanken voor al die tijd dat we bij je mochten logeren,” vult Jones aan.
‘Oh, nee… Het is zover…’ schiet er door Ingrid heen.
Haar hart krimpt ineen.
“Dank je wel,” mompelt ze hees terwijl het lijkt of haar keel wordt dichtgeknepen. Tranen branden achter haar ogen en ze durft alleen nog maar naar de bloemen te kijken.
“Kom…laten we even gaan zitten, want ik heb je een hoop te vertellen.”
Jones neemt Ingrid mee naar het bankje. Het grote boeket dat ze in haar armen houdt, zorgt ervoor dat ze elk aan een uiteinde moeten zitten en dat is niet zijn bedoeling.
“Geef ze mij maar,” stelt hij voor, want hij wil nu dicht bij haar zijn.
Het valt hem op dat ze aarzelt de bloemen los te laten en hem niet meer aankijkt. Terwijl hij het boeket voor hen op het gazon legt, ziet hij dat ze haar hoofd zelfs van hem afwendt.
“Ingrid, wat is er aan de hand?,” vraagt hij geschrokken als hij naast haar plaatsneemt.
Haar vluchtige blik opzij en haar op elkaar geperste lippen spreken boekdelen.
“Heb ik iets verkeerds gezegd?”
“Nee,” Ingrids stem klinkt koel als ze haar vrees uitspreekt: “ik zie er alleen ontzettend tegenop om zo meteen van je te horen dat je een huis hebt gevonden.”
“Oh, ik begrijp het al,” kreunt Jones met dichtgeknepen ogen, “Wat stom van me.”
Hij kan zichzelf wel voor het hoofd slaan, want hij beseft dat ze de bloemen en zijn woorden van dank als afscheidscadeau heeft opgevat. Een paar verdrietige ogen kijken hem schuchter aan. Het enige juiste wat hij nu kan doen is haar in zijn armen nemen en geruststellen. Haar avond is al zwaar genoeg geweest.
“Het spijt me dat ik je liet schrikken.”
Als hij voelt dat Ingrid daarvan niet ontspant, doet hij nog een poging.
“Ik heb huizen bekeken, maar nog niets gevonden. De bloemen zijn juist bedoeld om je dag op te fleuren.”
“Nou, dat kan ik wel gebruiken na wat ik vanavond allemaal heb meegemaakt,” antwoordt Ingrid met een zucht.
“Dat was inderdaad niet niks. Petje af voor hoe je je zus hebt aangepakt.”
“Hoe weet jij dat?!” reageert Ingrid verbaasd.
“Ik was een uur geleden al even hier en hoorde je toen aan de telefoon met haar.”
“Wat heb je allemaal gehoord?” vraagt Ingrid blozend.
Hij geeft geen antwoord op haar vraag, maar blaast op het fluitje aan zijn sleutelbos. Meteen komt zijn hond om de hoek rennen. Als ze bij haar baas aan de voet zit, ziet Ingrid dat ze een rode roos in haar bek heeft.
Jones neemt Ingrids handen in de zijne en voelt hoe koud die zijn.
“Voor ik die vraag beantwoord moet ik je eerst iets vertellen,” begint hij. “Jij had hier een heftige avond, maar die van mij verliep ook beduidend anders dan ik verwachtte. Er is me vanavond veel duidelijk geworden. Ik kan zoeken wat ik wil, en waar ik wil, maar ik zal het niet vinden.”
Ingrid kijkt hem niet begrijpend aan.
“Waar heb je het over?”
“Een woning.”
Als Ingrid het oogcontact verbreekt, lijkt het hem tijd om voor eens en altijd eerlijk te zijn.
“Het spijt me dat ik de afgelopen tijd een paar dingen voor je heb verzwegen. Toen je pasgeleden zei dat ik gerust een pauze mocht nemen, ben ik niet gestopt maar juist nog harder gaan zoeken naar huizen. Het spijt me dat je daar vanavond onverwacht achter moest komen.”
Jones slaakt een zucht na zijn bekentenis.
“Vandaag had ik een bezichtiging waar ik serieus mijn zinnen op had gezet. Een leuk huis, niet te groot, maar wel een grote tuin er omheen. Bovendien met een prachtig uitzicht over tuinen en een vijver. De grote slaapkamer had een mooie dakkapel en uit dat raam zag ik jouw huis staan. Alsof ik een kraan open draaide, zo vloeide het enthousiasme over de rondleiding uit me weg. En plotseling wist ik het. Ineens begreep ik de woorden van de oude vrouw die ik pasgeleden ontmoette. Op zo’n mysterieuze, wijze toon zei ze dat ik op de verkeerde plaatsen zocht. Vanavond werd het me duidelijk wat ze bedoelde. Dat ik niet kon vinden wat ik zocht, komt omdat ik het onbewust al lang had gevonden!”
“En wat was dat dan?”
Ingrids vrees verandert voorzichtig in hoop.
“Een plek waar ik me thuis voel.”
Ingrid voelt een hondenpoot op haar been en aait haar naamgenote een keer over haar kop. Daarna kijkt ze haar vriend met een beverige glimlach aan, nu niet van verdriet, maar van ontroering.
“Om dan eindelijk jouw vraag te beantwoorden… Op een moment was je tegen je zus heel eerlijk over wat je voor mij voelt. Die woorden klonken als muziek in mijn oren, want dat is ook precies wat ik voor jou voel.”
Jones geeft zijn hond een knipoog, waarna ze haar roos op Ingrids schoot legt. Dan haalt hij zelf een tweede rode roos uit zijn jas.
“We zijn je ontzettend dankbaar dat je zo dapper bent geweest om onze levens te redden. Met deze roos wil deze lieve hond je vertellen dat je haar beste vriendin bent.”
Voor het eerst glimlacht Ingrid weer.
“En deze oude boef houd met heel zijn hart van jou.”
Met haar ogen verankerd in die van Jones neemt ze zijn rode roos aan. Opnieuw neemt hij haar in zijn armen. Zijn tedere kussen worden steeds vuriger. Ingrids hoofd duizelt van geluk.
“Het is misschien niet goed voor je reputatie, maar je bent de allerliefste boef die ik ken,” grapt ze een paar minuten later terug.
“Je zei tegen je zus dat je ons niet meer kwijt wilt,” zegt Jones terwijl hij zijn hond bij hem uitnodigt. “Dan zit er niets anders op dan dat wij jou heel netjes vragen: Mogen we stoppen met logeren en voortaan bij je wonen?”
“Ik wil niets liever. Ik hou zo veel van jullie.”
Terwijl Ingrid en Mitch elkaar zoenen, geeft de herdershond beide een grote lik over hun wangen.
“Weet je wat ik me afvraag?” mijmert Mitch terwijl ze een tijdje in stilte op het bankje hebben gezeten. “Zou Roderick het goed vinden dat ik hier kom wonen? In zijn huis?”
Ingrid kijkt hem verbaasd aan, alsof ze daar geen moment aan twijfelt.
Plotseling wakkert het avondbriesje aan tot echte wind. Beide tuindeuren waaien open en de vitrage wappert zacht naar buiten. Beide kijken verbaasd opzij.
“Volgens mij heb je zojuist antwoord op die vraag gekregen, Mitch,” stelt Ingrid vast.
Nu Jones’ hond voelt hoe gelukkig haar mensen zijn, merkt ze dat haar buik rammelt. Met een paar grote sprongen is ze binnen en rent naar de keuken om eindelijk haar bak leeg te eten.

“En nu gaan we eerst al dit goede nieuws eens vieren.”
Ingrid staat op van het bankje, neemt voorzichtig het boeket van het gazon en draait zich naar het terras.
“Ik heb een idee. Geef me een minuutje … ben zo weer terug.”
Het grote boeket zet ze in een witte emmer op de tuintafel, maar de rozen houdt ze bij zich. Die krijgen in een mooi vaasje een plekje boven de haard. Als haar blik op de houtblokken valt, pakt ze er een paar uit de mand en brengt ze naar Mitch.
“Naast de barbecue staat een vuurkorf.”
En weg is ze weer.
In de woonkamer haalt ze glazen uit de kast en in de kelder zoekt ze naar een fles met bubbels. Dan rent ze naar boven, ruilt het overhemd van haar uniform voor een romantische blouse en gooit voor de spiegel haar haar los. Ook al wil ze snel weer naar buiten, ze kan haar blik even niet losmaken van het stralende gezicht tegenover haar. Het is lang geleden dat ze zich zo gelukkig en mooi voelde.
Als de schemering valt, komen Ingrid en Ingrid weer naar buiten, de één met fles en glazen, de ander met een picknickmand in haar bek. Mitch heeft zich ondertussen ook verdienstelijk gemaakt. In de vuurkorf op het terras knisperen de houtblokken en aan de rand van de bloemperken branden enkele fakkels. Terwijl Ingrid de tuintafel gezellig maakt, zet hij er nog een lantaarn bij.
“Is dit ongeveer wat je in gedachte had?”
Met glinsterende ogen kijkt ze om zich heen en knikt. Mitch opent de fles en Ingrid houdt de glazen vast.
“Proost!”
“Op ons.”
“Op een huis dat een thuis is geworden.”

Pas als de kaarsen en fakkels doven wordt het stil in de tuin bij het huis met het grijze dak. Alle avonturen van de dag zijn uitgewisseld, alle indrukken en emoties zinderen na.
Hoe meer sterren aan de lucht verschijnen, hoe kouder het wordt.
“Zullen we deze dag maar eens afronden?” stelt Ingrid voor.
In de maanden die achter hen liggen ontstonden er vaste gewoonten en ook vanavond ontkomen ze daar niet aan. Voor ze de hond uitlaten hangt Mitch een warm vest om Ingrids schouders. In stilte lopen ze een blokje om, vanavond niet hand in hand, maar dicht tegen elkaar aan.
Eenmaal terug in de tuin staart Mitch nog even naar de hemel vol flonkerende sterren. Nooit eerder voelde hij zich zo gelukkig. En dankbaar. Voor deze wonderlijke dag.
Achter hem klinken zachte voetstappen die hem terugbrengen in het hier en nu.
“Mitch?”

Jones pakt haar uitgestoken hand en volgt haar naar binnen. Midden in de woonkamer houdt Ingrid hem staande en kust hem hartstochtelijk. Hij vouwt zijn armen om haar heen en drukt haar dicht tegen zich aan. Wat is hij blij met haar.
“Mitch…” fluistert Ingrid na een lange zoen, “Ik verlang naar jou.”
In haar ogen leest hij vragen die hij nu durft te beantwoorden. Hij mag bij haar blijven en zal haar weldra laten voelen hoeveel dat voor hem betekent.

Uren later liggen Ingrid en Jones dicht tegen elkaar aan na te genieten van hun passionele samenzijn.
“Die Roderick van jou heeft het toch mooi voor elkaar gekregen, hè?!” stelt Jones vast terwijl hij terugdenkt aan hoe alles begon. “Daarboven heeft hij alles zo geregeld dat jij weer verliefd en gelukkig bent en ik moest netjes op mijn beurt wachten om hem daarbij te helpen. De man hield duidelijk van ‘second chances’.”
Naar boven
Bekijk gebruikers profiel Stuur privé bericht
Berichten van afgelopen:   
Tijden zijn in GMT + 1 uur

Volgende onderwerp
Vorige onderwerp
Pagina 1 van 1
Ateamfans.nl forum index  ~  Fanfictie

Plaats nieuw bericht   Plaats reactie


 
Ga naar:  

Je mag geen nieuwe onderwerpen plaatsen
Je mag geen reacties plaatsen
Je mag je berichten niet bewerken
Je mag je berichten niet verwijderen
Ja mag niet stemmen in polls




 

Powered by phpBB and NoseBleed v1.08
Edited by Ateamfans.nl v3.0